Het leven van Patti Smith

biografie Patti Smith

Punklegende, vrije geest, kunstenaarsmuze. Maar ook romanticus, moeder, echtgenote. Patti Smith is al 71 jaar niet in een hokje te plaatsen.

Het is 1979 en Patti Smith bevindt zich op het toppunt van haar roem. Met haar Patti Smith Group maakt ze succesvolle platen. Ze treedt op in Amerika en Europa en heeft net een grote hit gehad met Because the night, het nummer dat ze met Bruce Springsteen schreef. ‘Commerciële shit’ vindt ze zelf, maar toch: ze heeft er mooi een bontjas van kunnen kopen.

Maar er is ook kritiek. Is The Godmother of Punk Rock, zoals Smiths bijnaam luidt, nu inderdaad bezweken voor de commercie? De vrouw die altijd zo heilig doet over de ‘revolutionaire geest van rock-’n-roll’, maar nu meezingnummers maakt over de nacht die voor lovers is? De kritiek is deels terecht: Patti Smith voelt zich kunstenaar, maar wil óók erkenning van het grote publiek.

De man van haar leven

Op een feestje van haar platenmaatschappij heeft ze drie jaar daarvoor, in 1976, gitarist Fred ‘Sonic’ Smith ontmoet. ‘Op de avond dat we elkaar ontmoetten, stond hij met ons op het podium. Aan de manier waarop hij speelde, kon ik zien wat voor soort mens hij was: beter dan ik, sterker dan ik,’ vertelt ze in Mapplethorpe, een biografie geschreven door Patricia Morrisroe.

Aanvankelijk hebben de twee een geheime affaire naast Patti’s officiële relatie, maar verzet heeft geen zin: Fred Smith is de man van haar leven. ‘She is addicted to thee.’ Tijdens het toeren is ze duidelijk ongelukkig. Voor een publiek van tachtigduizend mensen in Florence weet ze zich te hernemen, maar na afloop van het geweldige concert meldt ze haar verbijsterde band: dit was het. Ze stopt ermee. In maart 1980 trouwt Patti met Fred en trekt bij hem in, in een buitenwijk van Detroit.

Zo begon het voor Patti Smith

In Just kids, haar ontroerende memoires over haar relatie met fotograaf Robert Mapplethorpe en de jaren zeventig, beschrijft Patti hoe het allemaal begon: ‘Ik ben geboren in Noord-Chicago op maandag 30 december, tijdens de zware sneeuwstorm van 1946. Ik was een dag te vroeg, aangezien baby’s die op oudejaarsavond werden geboren bij hun vertrek uit het ziekenhuis een ijskast meekregen.’

Ze is de oudste van vier kinderen in een niet zo welvarend gezin: moeder Beverly is serveerster, vader Grant werkt in een fabriek. Van Chicago verhuizen ze naar Philadelphia, om zich daarna definitief in een dorpje in New Jersey te vestigen. De Smiths zijn een wat excentriek gezelschap: Grant bestudeert graag urenlang boeken over ufo’s. Beverly voedt de kinderen op als Jehova’s getuigen en stuurt ze langs de deuren.

Het werkt allemaal op Patti’s toch al verhitte fantasie. Ze is een dromerig, ziekelijk kind dat zich niet erg meisjesachtig voelt, verhalen verzint en dweept met negentiende-eeuwse boeken en schrijvers. Als ze in een kraampje een boek vindt met een foto van dichter Arthur Rimbaud op het omslag, eigent ze het zich toe zonder te betalen – ze heeft geen geld mee.

Een ticket naar New York

Na het afronden van de middelbare school gaat Patti kunsteducatie studeren. Ze werkt in een fabriek om de studie te bekostigen, maar daaraan komt een eind als ze op haar negentiende zwanger raakt. Na een moeizame bevalling wordt een dochter geboren, die ze meteen ter adoptie afstaat.

‘Mijn kind werd geboren op de herdenkingsdag van het bombardement op Guernica. Ik weet nog dat ik aan het schilderij moest denken, aan de huilende moeder die haar kind omhooghoudt. Hoewel mijn armen leeg waren en ik huilde, zou mijn kind in leven blijven, het was gezond en zou goed verzorgd worden. Daar had ik heel mijn geloof op gevestigd.’

De ervaring maakt Patti vastbesloten: ze gaat niet meer terug naar de universiteit en de fabriek. Vanaf nu zal ze zich geheel aan de kunst wijden. Van haar spaargeld kan ze zich net een ticket naar New York veroorloven, waar ze een baantje probeert te vinden en slaapt in parkeergarages en metrostations. Maar het is 1967, the summer of love. ‘Niemand verwachtte me. Alles lag op me te wachten.’

Patti Smith en Robert Mapplethorpe

Al op haar eerste dag in New York loopt Patti haar zielsverwant tegen het lijf: Robert Mapplethorpe. Na die toevallige ontmoeting vinden ze elkaar een paar weken later definitief. Patti heeft, omdat ze honger heeft, een uitnodiging voor een etentje geaccepteerd van een oudere man, maar krijgt na het diner, als ze samen in het park zitten, haar bedenkingen. Op dat moment komt Robert aangelopen. Ze springt in zijn armen, zwaait haar date gedag en gaat met hem mee. Vanaf dat moment zijn ze onafscheidelijk: ‘she is connecting with he’.

Robert en Patti zijn even oud, ook hij is kunstenaar, ook hij worstelt met zijn seksualiteit. Ze delen elkaars theatrale kleren en elkaars romantische dromen over een groot succes. Ze tekenen, zij dicht, hij maakt installaties, ze leven van wat zij verdient in een boekhandel en van de lucht. ‘Robert piekerde erover dat hij niet in staat was in ons onderhoud te voorzien. Ik zei hem dat hij zich geen zorgen moest maken, dat je aan grote kunst wijden zichzelf beloont.’

Zij geeft hem zelfvertrouwen, hij bevestigt haar kunstenaarschap. Waarom ga je niet fotograferen, stelt Patti hem voor. Waarom zing jij je gedichten niet, vraagt hij. Na een jaar merkt Patti dat Robert zich voor haar begint af te sluiten. Op haar beurt begint zij om zich heen te kijken. Robert smeekt haar om bij hem te blijven, want: ‘Anders neem ik een vent. Dan word ik homoseksueel.’ Ze is echt geschokt.

Verschillende behoeften

‘Er was niets in onze verhouding wat me op zo’n onthulling had kunnen voorbereiden. Alle signalen die hij zijdelings had uitgezonden, had ik geïnterpreteerd als behorende bij de ontwikkeling van zijn kunst. Niet bij die van hemzelf.’ Ze blijken verschillende behoeften te hebben: ‘Ik moest de wereld buiten mezelf verkennen en Robert het gebied in zichzelf.’

Ze wonen tussen de bohemiens in het befaamde Hotel Chelsea, maar hun relatie is vanaf dat moment platonisch. Daarnaast hebben ze allebei affaires met mannen. Robert gaat inderdaad fotograferen en Patti is zijn eerste model. Als hij eindelijk zijn homoseksualiteit omarmt (en hoe), gaan ze in 1972 in vriendschap uit elkaar.

Patti’s eerste plaat

Gestimuleerd door Robert en haar nieuwste minnaar, toneelschrijver en acteur Sam Shepard, heeft Patti op 10 februari 1971 haar eerste optreden in St. Mark’s Church, een favoriete plek voor avant-gardevoorstellingen. Ze leest haar poëzie voor, begeleid door een vriend op elektrische gitaar. Het kunstminnende publiek hangt aan haar lippen. Vanaf dat moment gaat het snel. Ze treedt vaker op, geeft een gedichtenbundel uit en als het schrijven haar niet meer ‘fysiek’ genoeg is, gaat ze muziek maken: een eigen mix van punk en poëzie. Pas als ze complete artistieke vrijheid krijgt, maakt ze in 1975 een plaat: Horses.

Het album is even legendarisch vanwege de muziek – het eerste nummer is een eigen versie van Van Morrisons Gloria, waarvan Patti de tekst aanpast: ‘Jesus died for somebody’s sins, but not mine’ – als vanwege de uiteraard door Robert gefotografeerde cover. Patti poseert in een wit overhemd en een zwart colbert over haar schouder geslagen, naar eigen zeggen à la Frank Sinatra, even androgyn als sexy. In haar liefdesleven levert Patti strijd met de twee kanten die in haar romantische ziel huizen: de ‘mannelijke’ – het actieve, agressieve, rebellerende – en de ‘vrouwelijke’, het passieve.

Voor die laatste vindt ze inspiratie in de biografieën die ze leest. Zo is de minnares van schilder Amedeo Modigliani, een Française die zich compleet wegcijferde voor haar man en zich twee dagen na zijn dood uit een raam wierp, een van haar belangrijkste rolmodellen. Vanaf het moment dat Fred Smith in haar leven verschijnt, krijgt haar vrouwelijke kant alle ruimte. ‘Could it be he’s taking over me?’

Stoppen met muziek

Ze stopt met muziek maken. ‘Ik hervatte het leven van een burger.’ Waarom, vraagt iedereen zich af. ‘Ik had de persoon ontmoet van wie ik hield (…) en ik wilde niet van hem gescheiden zijn en hij wilde ook niet dat ik van hem gescheiden was,’ zegt ze er zelf over. Bovendien: ze groeide niet meer als rockster. ‘Ik had gedaan wat ik me had voorgenomen.’ In 1982 wordt zoon Jackson geboren, in 1987 dochter Jesse.

Het is niet dat ze in die tijd stilzit, zal ze later vertellen. Ze leert juist veel: over de wereld, over kinderen, over Japanse literatuur. In die jaren verliest ze wel Robert Mapplethorpe, inmiddels ook wereldberoemd, als hij in 1989 sterft aan aids. In hun laatste gesprek belooft ze hem goed voor hun kinderen, zoals ze hun kunst vroeger altijd noemden, te zorgen. Maar muziek maken: nee. Dochter Jesse herinnert zich dat ze op school een opdracht kreeg waarbij ze moest invullen wat haar moeders beroep is. ‘Ik kon niks verzinnen. Ik vroeg het dus aan mijn moeder, die zei dat ik maar moest opschrijven dat ze zangeres was. Dat vond ik wel een beetje gek, want ik had haar nog nooit horen zingen.

Patti Smith is terug

In 1994 wordt alles ineens anders. Fred, pas 45 jaar oud, sterft aan een hartaanval. Een maand later overlijdt Patti’s geliefde broer Todd aan een beroerte. Ze blijft aangeslagen achter, met twee jonge kinderen. ‘Ik verhuisde naar de oostkust om dichter bij mijn familie te zijn. Ik moest weer aan het werk, mijn kinderen onderhouden.’ Haar oude vrienden helpen haar. Bob Dylan vraagt haar mee op tournee, R.E.M.-voorman Michael Stipe vindt een huis voor haar in New York, Ann Demeulemeester ontwerpt androgyne kleren waarin ze zich goed voelt.

Patti Smith is terug – en sindsdien niet meer weggeweest. Ze treedt op met haar band (de zomer van 2018 nog in Amsterdam), ze maakt polaroidfoto’s, ze spreekt zich uit over de politiek, het milieu en haar liefde voor Britse politieseries. En ze schrijft dus. Het in 2010 verschenen Just kids wordt bekroond met de National Book Award.

Een beetje hippie

De eenentwintigste eeuw is haar eeuw niet, bekent ze: ze rijdt geen auto, in 2012 had ze nog geen mobiele telefoon, omgaan met de computer lukt net. Thuis omringt ze zich met haar vertrouwde inspiratiebronnen: de dagboeken van Baudelaire, het hemdje dat Jackson droeg toen hij mee naar huis mocht, de spitzen van ballerina Margot Fonteyn, de tamboerijn van geitenhuid die Robert maakte voor haar verjaardag.

In plaats van punk is ze tegenwoordig eerder een beetje hippie – zie haar ontwapenende optreden tijdens de uitreiking van de Nobelprijs voor Literatuur aan Bob Dylan in 2016, waarbij ze door zenuwen de tekst vergeet. Ze is nog net zo fragiel en stoer als in de jaren zeventig. En nog altijd, en ondanks alles: dancing barefoot.

Meer lezen?

Tekst Liddie Austin Fotografie Getty Images

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN