J’ai deux amours zong Joséphine Baker (1906-1975). Waarmee ze doelde op Parijs, waar ze vrijheid en gelijkheid vond, en haar vaderland Amerika. Over een geëngageerde vrouw die haar roem gebruikte in de strijd tegen racisme.
‘Ik ben in Frankrijk gaan wonen en u moet weten dat ik in dit land nooit bang ben geweest, het was een sprookjesachtige plek. […] Toen ik uit Saint Louis in Missouri vertrok, lang geleden, wees de treinconducteur de laatste wagon aan. U weet wat dat betekent.
In dit nieuwe land hoefde dat allemaal niet meer. Ik mocht in alle restaurants naar binnen, kon water drinken waar ik wilde, en ik hoefde niet meer naar aparte toiletten voor kleurlingen. En u moet weten dat ik daaraan gewend ben geraakt, het beviel me. […] Vrienden, ik lieg niet als ik u vertel dat ik uitgenodigd ben in de paleizen van koningen en koninginnen, in de huizen van presidenten. Maar in Amerika kon ik niet eens een hotel in om een kop koffie te drinken. Gek werd ik ervan.’
Joséphine Baker beschreef deze kloof tussen haar twee liefdes, haar vaderland en Parijs, voor een publiek van 250.000 mensen. Ze was gehuld in haar uniform van de Vrije Franse Strijdkrachten met daarop het ridderkruis van het Légion d’honneur gepind, de belangrijkste en hoogste Franse onderscheiding, die ze ontving voor haar cruciale rol in het verzet. Het was op 28 augustus 1963, tijdens de mars naar Washington voor werk en vrijheid. Vlak voordat dominee Martin Luther King zijn beroemde speech I have a dream uitsprak.
Jeugd
Ze wordt geboren als Freda Josephine McDonald in Saint Louis, Missouri, op 3 juni 1906. Het meisje van Afro-Amerikaanse en Indiaanse afkomst is acht jaar als ze in dienst treedt van een welgesteld wit gezin. Drie jaar later breken er rellen uit in Saint Louis, waarbij 38 Afro-Amerikanen worden gelyncht. In deze gewelddadige context verlaat Joséphine Baker Missouri om haar geluk te beproeven op Broadway.
Ze is net zestien en zal er gaan spelen in Afro-Amerikaanse producties als Shuffle along en The chocolate dandies. Het publiek is wit en vergaapt zich graag aan clichés in de traditie van de zogenoemde ‘minstrel shows’, voorstellingen met sketches waarin zwarte mensen belachelijk worden gemaakt.
Joséphine Baker op het podium
Joséphine kan nauwelijks lezen en schrijven en is al twee keer getrouwd geweest als ze wordt gevraagd om toe te treden tot een gezelschap van zwarte artiesten dat in Parijs zal optreden. Op haar negentiende steekt ze voor het eerst de Atlantische Oceaan over om op te treden in La revue nègre in het Théâtre des Champs-Élysées. Midden in het gouden tijdperk van het theater zal deze voorstelling, die inspeelt op de mythe van de goede wilde, de geschiedenis in gaan als het artistieke evenement van het jaar. Joséphine voert er koddige dansjes in uit, gehuld in haar legendarische bananenrokje.
Het succes geeft haar vleugels en nadat ze zich eerst als revueartiest aansluit bij het beroemde Parijse theater Folies Bergère. Begint ze haar eigen cabarettheater in de wijk Pigalle, gevolgd door een lange, geruchtmakende tournee door Europa. Terug in Frankrijk treedt ze op in het casino van Parijs met een luipaard aan haar zijde. In diezelfde tijd neemt ze een aantal filmrollen aan en is ze onder meer te zien in Zouzou, met de Franse filmster Jean Gabin.
Verschillend publiek
Joséphine is als danseres al snel de muze geworden van de grootste artiesten uit haar tijd. Haar duivelse imago en haar roemruchte heupwiegen zullen haar tien jaar lang faam bezorgen in Parijs en Europa. Maar Joséphine heeft een andere ambitie: een nieuw publiek veroveren, dat van haar geboorteland. In 1935 waagt ze een comeback in de Verenigde Staten. Op Broadway is ze te zien in Ziegfeld follies in het Winter Garden Theatre.
Helaas blijkt het Amerikaanse publiek nog niet in staat het succes van een artiest van kleur te accepteren. Haar uitvoering wordt zwaar bekritiseerd in de New York Times, die zo ver gaat haar ‘negro wench’ te noemen (letterlijk ‘negerhoer’). En aan die kant van de Atlantische Oceaan kan Joséphine haar hotelkamer nog steeds alleen maar via de diensttrap bereiken. Ze mag dan wel artiest zijn, ze blijft zwart. In bedrukte stemming keert ze terug naar Frankrijk.
Joséphine Baker tijdens WOII
In 1936 treedt Joséphine Baker opnieuw op in Folies Bergère. Door haar huwelijk met de industrieel Jean Lion krijgt ze de Franse nationaliteit en lijkt ze eindelijk een keuze te hebben gemaakt tussen haar twee liefdes. Als ze in 1939 terugkomt van een triomftournee door Europa en Zuid -Amerika, en Frankrijk aan Duitsland de oorlog verklaart, begint ze aan een nieuwe carrière. Die van agent bij de Vrije Franse Strijdkrachten.
Aan het begin van de oorlog ontmoet ze een officier van de inlichtingendienst van het leger, die haar voorstelt om spion te worden. Tot alles bereid om het land dat haar zo veel heeft gegeven te verdedigen, gaat Joséphine alle officiële cocktailfeestjes af. Vooral in ambassades, om informatie in te winnen over de vijandige troepen.
Verzet
Als Parijs wordt bezet, vlucht ze naar haar Château des Milandes in de Périgord, waar ze talloze verzets strijders verbergt. Na de oproep tot verzet van de Franse president Charles de Gaulle, op 18 juni 1940, gebruikt Joséphine haar tournees om geheim agenten in dienst te nemen. En om informatie door te geven via haar partituren, die ze met onzichtbare inkt beschrijft.
Maar tijdens een stop in Marokko wordt ze ernstig ziek en voor langere tijd in het ziekenhuis opgenomen. Nauwelijks hersteld meldt ze zich aan bij het Rode Kruis en trekt ze per jeep de woestijn door om voor de troepen aan het front te zingen. Ze treedt zelfs officieel in dienst van de luchtmacht in Algerije en wordt onderluitenant.
Joséphine Baker en haar persoonlijke strijd
Na de bevrijding zal ze opnieuw op de planken van het Théâtre des Champs -Élysées staan, waar ze ooit haar debuut maakte in La revue nègre. Nu is het tijdens een liefdadigheidsgala voor de Vrije Franse Strijdkrachten. Bijgewoond door generaal De Gaulle.
Na die oorlogsjaren keert Joséphine terug naar een meer persoonlijke strijd. Nog steeds vastberaden om Amerika te veroveren, organiseert ze een triomfantelijke terugtocht naar haar geboortecontinent. Na moeizame onderhandelingen lukt het haar in 1951 in haar contract een non-discriminatieclausule op te nemen. Nu kan het zwarte publiek haar voorstellingen bijwonen tussen de witte bezoekers.
Antiracismebeweging
In de Copa City Club in Miami kan Joséphine voor het eerst optreden voor een gemengd publiek, een mooie overwinning. Haar tournee voert langs New York, Boston, Chicago en Los Angeles, en ze maakt van iedere stop gebruik om op te komen voor de burgerrechten. En ze is niet bang de color line te overtreden zodra de mogelijkheid zich aandient. Aan tafel in de zeer exclusieve Stork Club in New York plaatst Joséphine een bestelling. Ze zal nooit bediend worden.
Als ze deze vorm van discriminatie aan de kaak stelt, ontstaat er een protest beweging. Naar aanleiding van dit incident wordt ze in de krant tot communist bestempeld door journalist Walter Winchell, aanhanger van de op communisten jagende senator McCarthy. Een zware aantijging die grote gevolgen heeft. Waardoor ze meerdere optredens moet afzeggen. Maar die van haar ook een icoon van de antiracismebeweging maakt.
Naast de burgerrechten in de Verenigde Staten heeft de danseres altijd de gelijkheid tussen de volkeren willen verdedigen. Zo verklaarde ze ooit: ‘Alle mensen hebben niet dezelfde kleur, dezelfde taal, of dezelfde moraal, maar ze hebben allemaal hetzelfde hart, hetzelfde bloed, dezelfde behoefte aan liefde.’
De ‘regenboogkinderen’ van Josèphine Baker
Ze droomde ook van een ‘School voor universeel broederschap’, gewijd aan multiculturele studies. Joséphine, die geen kinderen meer kon krijgen nadat haar baarmoeder was verwijderd toen ze in Marokko in het ziekenhuis lag. Gaat een enorme uitdaging aan met de adoptie van twaalf kinderen van verschillende kleur, nationaliteit en religie.
De twee oudste van haar ‘regenboogkinderen’ adopteert Joséphine, sinds 1947 getrouwd met Jo Bouillon, in Japan. En ze maakt er een gewoonte van wezen in haar bagage mee terug te nemen als ze op tournee gaat in Colombia, Scandinavië, Noord -Afrika of Ivoorkust. Ze wil deze kinderen van negen nationaliteiten opvoeden met respect voor hun oorspronkelijke culturen en religies.
Grootheidswaanzin
Om de School voor universeel broederschap op te richten, onderneemt Joséphine reusachtige bouwwerkzaamheden in haar Château des Milandes, dat uitkijkt op de rivier de Dordogne. Bij de ingang staat een bord: ‘Werelddorp, hoofdstad van de universele broederschap’. In het theatertje op haar landgoed ontvangt ze de ene keer de grootste artiesten uit die tijd (Dalida en Jacques Brel). En organiseert ze de andere keer een conferentie over racisme.
Maar het project blijkt grootheidswaanzin en de renovatie van het landgoed leidt tot het faillissement van Joséphine Baker. In 1969 wordt ze uit haar kasteel gezet zonder haar droom van de school werkelijkheid te zien worden. Met haar grote gezin trekt ze zich terug in Monaco.
Het laatste optreden van Joséphine Baker
Op 9 april 1975 treedt Joséphine op in het Bobinotheater in Parijs. Haar voorstelling is een groot succes. Maar het zal de laatste zijn. Diezelfde nacht krijgt ze een hersenbloeding. Er komt een einde aan het leven dat de artiest vol overgave leidde, tussen dans en constante strijd.
Meer lezen?
- Het verhaal over Joséphine Baker staat in de Women that matter special.
- Lees op Goodreads wat inspirerende quotes van haar.
- Je kunt Château des Milandes in de Dordogne, waar Josephine Baker haar ‘School voor universeel broederschap’ wilde stichten, bezichtigen.
- Lees ook over het bijzondere leven van de Franse Colette en andere inspirerende levens.
Tekst Emmanuelle Robin Fotografie Getty Images