Afremmen. Inzoomen. Niet snel op je doel af, maar zijn waar je bent. De slakkengang kan je heel wat opleveren, ontdekte journalist Annemiek Leclaire.
“Even kijken, hoor.” Toen ik laatst mijn fiets voor de zoveelste keer langs de weg parkeerde terwijl we echt nog een eindje te gaan hadden, wierp mijn vriend me een vertwijfelde blik toe. “Je weet dat we nog veertig kilometer moeten, hè?” vroeg hij. Maar ik had vanuit mijn ooghoeken driftige beweginkjes gezien en wandelde naar het dichte groen onder aan de dijk.
Ja hoor, rietzangers.
Ik ging even rustig zitten kijken hoe de vogels poedelden in een watertje tussen de halmen.
Ik ben langzaam, en altijd geweest. Dat komt omdat er overal zo veel tegelijk gebeurt. Een flard van een conversatie, iets in de toon van een reisgenoot. En, allemachtig, dat strijklicht over het tarweveld, met zo’n gloed om de granen. Even een foto maken, even een gedachte noteren. Waar ik ook ben: elke vierkante centimeter gonst van de verhalen.
Gevoel voor plaats
Cabaretier en docent Marleen Bekker was wél van het snelle, althans dat had ze zichzelf wijsgemaakt. De tweede ochtend dat ze met een haar onbekend wandelgezelschap een berg in Israël op liep, kondigden de twee Palestijnse gidsen na vijftien minuten de eerste pauze al aan. “Ik dacht: we zijn nog niet eens begonnen!” Toen na een uur de derde pauze werd gestart, hoorde ze zichzelf roepen: “Kom op, we gaan! Doorlopen!” Iets in de felle blik van een van de medereizigers trof haar. “Ze maakte een gebaar van: tuttuttut Bekker, even rustig aan. Toen dacht ik ineens: wat loop ik nou te haasten? Waar slaat het op om zo de berg op te rossen? Dan ben ik een half uur eerder op de plaats van bestemming, en dan? Wat ging ik daar doen? Ik had niet eens iets te lezen bij me, omdat ik licht wilde reizen.
Dat was de omwenteling,” vertelt Marleen. “Ik gaf me over aan het tempo van de gidsen en dat opende een nieuwe wereld voor me.”
Ondertussen leven
Onze levens duren weliswaar langer dan vroeger, maar het tempo ervan is mede door technologische veranderingen flink omhooggegaan. Spullen van ver komen razendsnel onze kant op, we hebben in een paar seconden contact met iemand aan de overkant van de oceaan en zoeven in een paar uur naar de andere kant van het continent. Volgens de Duitse filosoof Hartmut Rosa is daardoor een gevoel voor ‘plaats’ verloren gegaan. In zijn boek Leven in tijden van versnelling stelt hij dat die snelheid ons vervreemdt van onze omgeving.
Ik herken dat: als student had ik al discussies met mijn reisgenoten. Die wilden met hun geleende auto zo snel mogelijk op de Franse camping zijn en jakkerden daarom liever zestien uur lang aan één stuk door over de saaie, grijze snelwegen dan te kuieren over lieflijke provinciale weggetjes. “We leven ondertussen toch ook?” vroeg ik aan mijn vrienden. Tevergeefs. Efficiency wint het altijd van poëzie.
Wild zacht plan
Voor Marleen Bekker betekende de vertraging tijdens de voettocht dat ze anders ging kijken. De tunnelvisie van ‘zo snel mogelijk op de plaats van bestemming komen’ en dan trots je blaren tonen, maakte plaats voor een ontspannen, open blik. “Ik zag meer van mijn omgeving, het leek alsof de bergen tegen me gingen spreken.” Ze kreeg ook meer oog voor haar reisgenoten. “Als ik zag dat iemand moeilijk omhoogkwam, kon ik haar water dragen.”
‘Zijn waar je bent’, noemt Marleen het.
Deze ervaring inspireerde haar om, heel langzaam, twee maanden in haar eentje via Santiago de Compostella naar Lourdes te fietsen. “Ik wilde een wild plan op een zachte en lichte manier uitvoeren,” zegt ze, “met ruimte om onderweg een praatje te maken, op een mooie plek uit te rusten, te voelen hoe het ondertussen met me ging. Te stoppen als ik moe was, te drinken als ik dorst had.” Ze bereikte zonder blessures haar bestemming. Toen een Spaanse medepelgrim tegen haar zei: “I like your snail philosophy” was haar Slakkenfilosofie geboren. Ze schrijft er nu een boek over, uiteraard in slakkengang.
Traagheid versus luiheid
Kalme aandacht levert meer verwantschap op met de omgeving. Schrijver en kunstenaar Miek Zwamborn verhuisde een paar jaar geleden met haar partner naar het Schotse eiland Mull, waar ze kunstzinnige onderzoeken doen en een internationale kunstenaarsresidentie runnen. Miek schreef een poëtische bloemlezing waarin ze zeewieren opvoert als ‘uiterst beweeglijke en inspirerende groeisels’.
In een interview met Vrij Nederland zei ze ooit: ‘Traagheid wordt nog weleens verward met luiheid, maar voor traagheid heb ik een grote sympathie. Ik vind dat veel dingen trager zouden moeten gaan. Meer stilstaan bij wat je doet of ziet, en er niet de hele tijd een nieuwe uitvinding of een nieuwe laag bovenop leggen. Door al die opstapelingen weet je niet meer wat er allemaal onder ligt.’
Hoewel ze op Mull veel meer tijd kwijt is aan praktische zaken als eten verbouwen en houthakken, is er ook meer gelegenheid voor diepte-observaties. “Ik ga nu bijvoorbeeld heel geregeld naar één poeltje bij een rots,” zegt ze via Zoom, “en dan probeer ik de veranderingen die ik daar meemaak te fotograferen of op te schrijven. Die poel is een wereld op zich. Een coulisselandschap van zeewieren op, onder en met elkaar levend. Als ik inzoom met mijn onderwatercamera kom ik nog een beetje dichterbij.
In contact
Ik ontdekte daar van de week op de gezaagde zee-eik een kleine zeester. Die merkte me op en strekte een van zijn extreem buigzame armen naar me uit. We legden contact! Ik wil natuurlijk niets verstoren en probeer mijn schaduw te voorkomen, wat niet altijd lukt. De ontmoeting met de zeester was een magisch moment; we zagen elkaar. Ik ervaar zo’n bezoek als een opera. Er is ook vaak zo’n mooi licht onder water.”
Twee maanden geleden ontdekte ze ‘een witte roos’ op de rotsen. Het bleek het eierkapsel te zijn van een citroenslak. “Toen ik een paar weken later op dezelfde plek aan het zwemmen was, vond ik een citroenslak. Misschien was die net uitgekomen, of was het de voorouder van het eisnoer. Dat zijn van die heel kleine stukjes die je aan elkaar begint te klikken. Voor mij is dat echt ultiem geluk.”
Later stuurt ze me foto’s van de citroenslakrozet, en een gedicht dat ze erover schreef. Een stukje:
Waar eisnoeren in aanwas staan
graast de voorouder nu op spons en anemoon
bleker dan de soortnaam glijdt het week- dier kreukloos
in en uit de diepste rillen van de kustlijn.
Willen en krijgen
Snel leven heeft een air van glamour, van succes, maar in werkelijkheid is het misschien toch een beetje oppervlakkig. Leidt het tot verkrampte spieren, gedachteloos voortjagen, zonder echte aansluiting met anderen, je plek, jezelf.
“Ik vind het heel shockerend om terug te gaan naar Nederland, naar de roes van de stad, van elke dag ergens anders eten en geen flauw idee hebben waar het voedsel op je bord vandaan komt,” vertelt kunstenaar Miek Zwamborn. “Als je op een eiland als Mull woont – dunbevolkt, kaal gewaaid, door Engelse onderdrukking gedeeltelijk verwoest – word je je bewust van hoe ver mensen op het vasteland verwijderd zijn van simpele dingen zoals met anderen samenwerken en geduld hebben. De tijd tussen willen en krijgen duurt hier op het eiland heel lang.
Kaaskoekjes bakken
Wij doen één keer in de drie maanden met buren boodschappen bij een biologische groothandel, dat scheelt bezorgkosten. En dan doen we één of twee keer per week heel kleine boodschappen zoals yoghurt. Gister hadden we om vijf uur ’s middags zin in iets lekkers. Dan bak ik even kaaskoekjes, dat is een kwartiertje werk. Ik vind het fijn dat ik van alles weet waar het vandaan komt. Het heeft iets knus, zo in de grote keuken van dit kleine huis – en is echt bevredigend.
Mensen hier hebben geen mooie kleren, geen mooie auto. Heel bevrijdend vind ik dat. Ze hebben wél mooie tuinen waar ze van kunnen leven. Iedereen kan net rondkomen. Dat gedrag van altijd iets nieuws, een paar keer per jaar naar een andere bestemming vliegen, vind ik alarmerend. Je leert zo niks bij. Je hebt de mensen niet leren kennen en weet ook niet meer over een plek. Je raakt nergens echt thuis en laat wel overal een spoor achter.” Zwamborn voegt eraan toe: “In de stad is mijn manier van leven moeilijker. Daar moet je juist veel meer geld hebben om grond onder je voeten te vinden.”
Rustig terugschakelen
“We laten ons zo snel onder druk zetten door het doelgerichte van de maatschappij,” zegt Marleen Bekker. Filosoof Hartmut Rosa noemt het ‘de onzichtbare dictatuur van de versnelling’, die ons vervreemdt van het goede leven. Zaken als fastfood, speeddaten en razendsnel communicatieverkeer hebben helemaal geen tijdswinst opgeleverd, stelt hij, omdat we in de overgebleven tijd zo veel mogelijk nuttigs willen doen. We willen ‘kapitalistisch productief’ zijn. Zijn advies: om gezond te blijven, moeten we de geneigdheid aan meer en sneller regelmatig de rug toekeren en ‘uit dat onzichtbare tijdsregime stappen’.
Het vraagt best iets om je daaraan te onttrekken. Zelf ben ik als freelancer gaan werken om baas te kunnen blijven over mijn eigen tijd. Ik laat me inspireren door wat de Britse bedrijfspsycholoog Tony Crabbe ooit tegen me zei: “Je staat niet geheel machteloos ten opzichte van alles wat er van je gevraagd wordt, je kunt kiezen met welke houding je die eisen tegemoet treedt.”
“Eigenlijk ben ik altijd veel langzamer geweest dan de maatschappij,” zegt Marleen Bekker, “maar ik heb me in de loop van mijn leven toch laten opjagen.”
Opmerken
Sinds haar ‘omwenteling’ probeert ze het rustig aan in praktijk te brengen en haar eigen tempo te eren. “Ook al rent iedereen om me heen nog zo hard.” Als hogeschooldocent moet ze mee met het tempo van de organisatie. Maar ze probeert van tevoren, tussendoor en achteraf weer de rust op te zoeken. “Ik ga lopend naar het station, dan ben ik iets langer buiten dan wanneer ik met de fiets ga. Tijdens de werkdag ga ik als een van de weinigen tussendoor zitten om te eten. En als ik bij het kopieerapparaat sta, probeer ik even rustig om me heen te koekeloeren.
Ik merk nu veel eerder op wanneer ik in de versnelling schiet. Na een hectische dag wandel ik bewust heel langzaam naar huis om af te schakelen naar mijn eigen tempo.”
In mijn aantekeningen zie ik nu dat we het ineens over slakken hebben.
Ik: “Slakken zijn zulke interessante dieren.” Daarop volgt een erg langzaam intermezzo over slakken met linksdraaiende en rechtsdraaiende huisjes, bij het liefdesspel moeten ze precies op elkaar passen.
Marleen: “Wist je dat ze heel traag het voorspel bedrijven, waarbij ze wel zes tot acht uur de slijmerige onderkanten tegen elkaar aan schuiven?”
Efficiency wint het dus níét altijd van poëzie. Nog een goede reden om van ‘slakken’ een werkwoord te maken.
Meer lezen
Tekst Annemiek Leclaire Fotografie Tina Sosna