De boeren in het Indiase Sikkim gaan weer mee in het ritme van de natuur

Sikkim

In de Indiase deelstaat Sikkim zijn kunstmest en pesticiden verboden en gebruiken boeren weer eeuwenoude technieken. Journalist Matteo Fagotto ontdekt hun wereld.

De ochtendmist ligt nog als een deken over Dzongu als ik de eerste vogels hoor fluiten ten teken dat er een nieuwe dag is aangebroken. Terwijl de mist langzaam optrekt, verdampt al het vocht. Over een paar uur zal de zon boven de toppen staan en de majestueuze, besneeuwde top van de Kanchenjunga beschijnen, de op twee na hoogste berg ter wereld. “Deze berg is heilig voor de Lepcha’s. We geloven dat
we zijn ontstaan uit de sneeuw van de berg,” vertelt Tenzing Lepcha (39), een plaatselijke boer en milieuactivist. “Als er iemand van ons overlijdt, waar ook ter wereld, keert zijn ziel terug naar de berg.”

Paradijs

Sikkim was een onafhankelijk koninkrijk, totdat het in 1975 onderdeel werd van India. Er wonen vier etnische groepen (Bhutanen, Lepcha’s, Nepalezen en Tibetanen) – elk met hun eigen taal, geloof en tradities. De Lepcha’s, naar wordt aangenomen de oorspronkelijke bewoners van Sikkim, noemden hun land Nye-mae-el, oftewel ‘paradijs’. Er bestaat geen toepasselijker naam voor dit deelstaatje tussen de pieken van het Himalayagebergte dat is ingesloten tussen Nepal, Bhutan en Tibet.

Een aantal jaar geleden liet Tenzing een veelbelovende voetbalcarrière in het Indiase Kolkata en alle gemakken van het stadse leven achter zich en keerde terug naar Dzongu om daar boer te worden. “De geïndustrialiseerdewereld heeft het pad van de vooruitgang bewandeld, maar tegenwoordig proberen zelfs westerlingen terug te keren naar de basis,” zegt hij als we samen op zijn houten veranda zitten, omgeven door groene bladeren en glanzende mandarijnen. Na zijn terugkeer spoorde Tenzing plaatselijke, werkloze jongeren aan om boer te worden en nam hij het voortouw in de marketing en
verkoop van lokale streekproducten.

Weer vlinders en beien

In 2016 werd Sikkim de eerste volledig biologische staat ter wereld. Doel was de natuur, het kwetsbare ecosysteem en de biodiversiteit te beschermen en de volksgezondheid te verbeteren. Het was de voltooiing van een proces dat in 2003 van start ging. In de jaren daarna werden geleidelijk aan alle kunstmest en pesticiden verboden, werden boeren getraind in biologische landbouw en overal compostputten aangelegd. Inmiddels worden alle 76.000 hectaren landbouwgrond in Sikkim gecertificeerd biologisch verbouwd en is ook de import en het gebruik van chemicaliën verboden.

Biologische landbouw en wilde biodiversiteit

Drie jaar na het inslaan van deze koers bekijk ik dit unieke experiment met eigen ogen. Met zijn beperkte hoeveelheid geschikte landbouwgrond en kleine oogst is Sikkim in staat om maar een klein deel van de planeet van eten te voorzien. Toch is dit model, dat is gebaseerd op verbinding tussen de mens en de natuur in plaats van strijd tussen die twee, een goed voorbeeld van een geslaagd duurzamer beleid. Volgens plaatselijke autoriteiten is het aantal wilde dieren toegenomen, de bijenpopulatie gegroeid en heeft de ondiepe en onvruchtbare grond zich verjongd. Uit recent onderzoek van de universiteit van Sikkim blijkt dat een inheemse manier van land verbouwen bijdraagt aan een toename van vlindersoorten in dat gebied. Biologische landbouw en wilde biodiversiteit kunnen dus heel goed samengaan en elkaar zelfs versterken.

Geen goede logistiek

Maar de nieuwe koers is niet zonder risico’s. Biologische landbouw is namelijk complexer en arbeidsintensiever dan traditionele landbouw, terwijl de oogst meer seizoens gebonden en kleiner is. Volgens de plaatselijke autoriteiten zouden deze vier gewassen de export een flinke impuls moeten geven: gember, boekweit, kurkuma en kardemom. Alleen ontbreken de faciliteiten om producten gekoeld op te slaan, zijn er geen verwerkingsmachines en is er geen betrouwbaar transportsysteem. Hoewel de situatie langzaam aan het verbeteren is, kan het misschien nog wel jaren duren voordat er een fatsoenlijk logistiek systeem is. En dus worden de sinaasappels uit Dzongu nu niet verder verkocht dan in Kolkata en Delhi, terwijl investeerders uit diverse landen al aangaven dat ze geïnteresseerd zijn in
deze streekproducten.

Dansen tot de schemering

Je leert dit land het beste kennen door de ongerepte natuur in te trekken. Daarom laat ik de hoofdstad Gangtok achter me en logeer de komende twee weken in diverse dorpen in homestays: eenvoudige, vaak spartaanse kamers bij lokale families. Door daar te overnachten krijg je een goed beeld van het echte plattelandsleven. Als eerste logeer ik bij Tenzing en draai er mee in het dagelijkse ritme van het
boerenleven. En dus drinken we een beker thee met melk nadat we uren op het land rijst hebben geplukt en fris ik me op in watervallen, heilige meren en heetwaterbronnen.

Bruiloft in de jungle

Op een zonnige zondagmorgen neemt Tenzing me mee op een wandeltocht in de bergen van twee uur, een steile klim omhoog naar een onbegroeide plek in de jungle. Hier hebben zich tientallen bruiloftsgasten verzameld in een lichtblauw en rood geschilderd huisje van hout en baksteen. Meisjes in kleurrijke dumdyam – traditionele Lepcha-jurken van zijde of katoen – serveren eten en drinken, terwijl de priester de bruid en bruidegom inzegent met wierook en ghee, de Indiase geklaarde boter.

Gasten wachten geduldig op hun beurt om het bruidspaar te feliciteren en geven ze dan zijden sjaals in allerlei kleuren. Terwijl ze naar buiten gaan zingen ze volksliedjes, met begeleiding van snaarinstrumenten. Buiten zingen ze in verschillende kringen die zich tegen de klok in bewegen. Iedere danser houdt één arm de lucht in en de andere om het middel van zijn buurman of -vrouw. Dit feestje gaat door totdat het gaat schemeren.

Dan gaan we terug naar Tenzings homestay, waar we rond een vuurtje traditionele biertjes (met enkele
rijstkorrels erin, als eerbetoon aan de gasten) drinken uit een stuk uitgehold bamboe. We vertellen elkaar verhalen en eten een heerlijke maaltijd van linzen- en kippensoep, rijst en gekookte groente – allemaal biologisch natuurlijk.

Oogst naar de apen

De volgende morgen neem ik afscheid van Tenzing en ga ik op weg naar Azing Lepcha (57), een rustige, hardwerkende man uit het dorpje Hatidunga. Zijn verhaal is een goed voorbeeld van de strijd én de beloning die de overgang naar biologische landbouw met zich hebben meegebracht. Na het overlijden van zijn vader erfde hij in 2003 vijf hectare landbouwgrond. Op de terrassen was sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw alleen maar maïs verbouwd en het voortdurende gebruik van ureum – een veelgebruikte en goedkope stikstofmest – had de grond, die van zichzelf al arm was, nog verder uitgeput.

Toen Azing bezig was zijn landbouwgrond om te zetten in een fruitkwekerij – hij plantte ananas, guave, papaya, banaan, mango en nangka tegen de steile hellingen – zag het er aanvankelijk niet veelbelovend uit. “Niemand wistdat ik dit aan het doen was. Ik kon mijn fruit alleen kwijt op de dichtstbijzijnde markt,” vertelt hij terwijl we koffie drinken op zijn terras met uitzicht over de heuvels. “Ik kon mijn gezin vier jaar lang amper onderhouden.” Maar Azing gaf niet op en besloot zijn activiteiten uit te breiden door
zelf honing te maken en het fruitoverschot te gebruiken voor de productie van alcoholvrije wijn. Dat pakte goed uit en trok een constante stroom bezoekers.

Een natuurlijke verbinding

Azing begon een homestay om hen onder te kunnen brengen, en combineerde biologische landbouw met duurzaam toerisme. Voordat alles veranderde in de wereld, ontving hij maandelijks meer dan driehonderd Indiase en internationale gasten en leverde hij zijn fruit, groente en eieren aan vijfsterrenhotels in Gangtok. Azing kon al zijn zeven kinderen naar school laten gaan. Hij heeft aan zijn collega-boeren laten zien dat het nieuwe model kan werken als je de natuur inzet.

Hij gebruikt een mix van dierenuitwerpselen en bladeren uit het bos als bemesting, en een mix van gefermenteerde urine van koeien en lokale kruiden om insecten te weren. “Twintig procent van mijn oogst wordt nog steeds opgegeten door insecten, vogels, apen en wilde dieren, maar dat vind ik prima,” zegt hij. “Die dieren voeden het bos, en het bos levert op zijn beurt weer de mest voor mijn land. In de natuur is alles met elkaar verbonden.”

Als Azings werk op de ananasvelden erop zit, neemt hij me mee naar de keuken waar drie dampende kommen op tafel staan. Het is een eenvoudige lunch: groentesoep en wat rijst met bonen en linzen, maar het smaakt zo ontzettend goed dat het voelt alsof het mijn eerste maaltijd ooit is.

Liefde voor je land

Dorpen liggen hier verspreid en geïsoleerd van elkaar. In het moessonseizoen zijn gebieden soms zelfs wekenlang afgesloten van de buitenwereld doordat de paar wegen díe er zijn, geblokkeerd worden door aardverschuivingen. In zo’n omgeving was het altijd al van levensbelang om zelf voorzienend te zijn en de taal van de natuur te kennen. Inmiddels is dat de levensfilosofie. “We hebben hier geen
markten nodig. Als je me de jungle in stuurt, weet ik welke planten ik kan eten,” lacht Tenzing. “Die kennis hebben onze voorouders aan ons doorgegeven. Als we van de wereld afgesloten zouden worden, zouden we ons prima redden.”

De boeren van Sikkim weten dat de perfecte tijd om groenten te zaaien samenvalt met de trek in het
voorjaar van de zwarthalskraanvogel naar Tibet, en dat de bloei van bepaalde bloemen de periode markeert waarin de forel terugkeert om stroomopwaarts eieren te leggen. In dit koninkrijk hebben ze altijd geleefd volgens het ritme van de natuur. Als ik Tenzing dit allemaal hoor vertellen, heb ik het gevoel te worden toegelaten tot een geheime bibliotheek waarin ik een heilig manuscript mag bewonderen.

Liefde voor het land

Naast zijn leven als boer is Tenzing nog op een andere manier betrokken bij het beschermen van de natuur. De afgelopen twaalf jaar voerden hij en zijn dorpsgenoten een felle strijd tegen de plannen voor diverse waterkracht projecten die de bergen en de rivieren van Dzongu voorgoed veranderd zouden hebben. Al werden de boeren geslagen en zelfs in de gevangenis gegooid, ze wonnen de strijd. De liefde voor hun land stond hierbij voorop en niet hun eigen gewin.

Als ik Tenzing vraag naar toekomstige uitdagingen, zie ik trots én angst in zijn ogen. “We kunnen van jongeren niet verwachten dat ze hetzelfde gaan doen als wij. Het moet uit henzelf komen,” vindt hij. “We kunnen ze het pad van onze voorouders laten zien, het pad dat mijn collega-boeren en ik hebben gevold. En dan kunnen we alleen maar hopen dat de generaties na ons ook dit pad zullen kiezen.”

Tekst Matteo Fagotto Fotografie Ravi Pinisetti/Unsplash.com

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN