Columnist Aaf Brandt Corstius komt er, na het lezen van een interview, achter wat ze in het verleden nou echt belangrijk of juist leuk vond.
Soms lees je iets net op het moment dat je er zelf over zit na te denken, en dat overkwam mij toen ik een interview met schrijver Bregje Hofstede las, in de Volkskrant-serie Over de zin van het leven van journalist Fokke Obbema.
Ik liet mijn gedachten al een tijdje gaan over iets wat lang geleden was gebeurd, en waarvan ik me altijd had afgevraagd waarom het zo was gelopen. Het zat zo. Op de middelbare school was ik een enorme streber. Ik wilde hoge cijfers halen, al was dat in mijn tegendraadse klas vol blowende, verwende pubers helemaal niet bon ton. Gelukkig kwam ik ermee weg omdat ik me ook vaak misdroeg en uit de les werd gestuurd; daarmee compenseerde ik de bollebozerige negens op mijn rapport.
Van streber naar met-de-pet-gooier
Ik was dus ijverig, maar nadat ik van school ging en op de universiteit kwam, was dat helemaal voorbij. Plotseling vond ik elk cijfer prima, als het maar voldoende was om door te stromen naar het volgende jaar. Ik heb geen idee meer wat voor cijfers ik haalde in die tijd: misschien was het vaak een zeven, misschien ook vaak een zes.
Ik zat daarover te denken omdat mijn stiefzoon en -dochter nu klaar zijn met school en volgend jaar gaan studeren – ze hebben nu een tussenjaar. Zo dacht ik weer terug aan de wonderlijke overgang die ikzelf had gemaakt van keiharde streber naar laconieke met-de-pet-gooier.
Waardevol
En toen las ik dat interview met Bregje Hofstede. Zij had op haar 24e een burn-out, en schreef daar een boek over, De herontdekking van het lichaam. In de Volkskrant zei ze: “Tijdens mijn burn-out kwam ik erachter dat ik volgens wetten had geleefd, niet volgens waarden.”
Ze zei er nog wat meer over: “Ik dacht dat ik vooral hard mijn best moest doen en productief moest zijn. Maar ja, waarvoor eigenlijk? Die vraag had ik niet gesteld, ik was alleen bezig een goede leerling te zijn. Dan blijf je onzeker of je het wel goed doet. Het is een bron van kracht als je bij jezelf kunt nagaan wat je waardevol vindt.”
Dit herkende ik, al had ik het hele dilemma wetten versus waarden nooit bewust bedacht. Maar het klopte wel. Op de middelbare school leefde ik volgens wetten: een hoog cijfer, luidde de wet nu eenmaal,
was goed. Dat vond mijn vader, toen de belangrijkste persoon in mijn leven, ook. Als ik met een negen thuiskwam, zei hij gerust: “Dat is een punt te weinig.” Misschien zei hij het half grappend, maar hij zei het wel. Altijd.
Aan mijn lot overgelaten
Tijdens de universiteit woonde ik op mezelf. Ik had niemand om mijn cijfers mee te bespreken, en mijn docenten waren heel anders dan de leraren op de middelbare school, die mijn cijfers bijhielden en er constant gemiddeldes van berekenden. Ik werd aan mijn lot overgelaten, ik moest zelf maar zien dat ik studiepunten haalde, en daardoor kon ik mijn lot ook zelf gaan bepalen. En gaan bepalen wat ik dan voor waarden had – iets waar ik overigens nog lang over deed, erachter komen wat ik zelf belangrijk of gewoon leuk vond.
Dat kwam pas toen ik ging schrijven voor het studentenblad. Toen vond ik het weer belangrijk dat ik goed werk afleverde, en wilde ik een tien halen. Niet een echte, maar een denkbeeldige tien, voor mijn stukjes en artikelen. Omdat ik het nu waardevol vond wat ik deed.
Ik denk dat mensen daarom rond hun twintigste vaak een crisis krijgen. Ineens moeten ze zelf gaan bepalen wat er belangrijk is en kunnen ze zich niet meer vasthouden aan wetten. Aan de andere kant is dat volgens mij wel de weg tot geluk. Zei ze bombastisch.
- Deze column van Aaf vind je terug in Flow 3-2019.
- Hier vind je nog meer columns van Aaf.
Tekst Aaf Brandt Corstius Fotografie Kinga Cichewicz/Unsplash.com