Ont-souvenieren
Nu ik mijn huis een beetje aan het ontspullen ben, kom ik best vaak voorwerpen tegen die ik heb meegesleept van reisjes en vakanties. Als ik ergens goed in was vroeger, dan was het wel in het laten rollen van geld in andere landen. Voor mij bestond een vakantie vroeger uit een paar vaste onderdelen. Minstens één hotelletje met flitsende recensies uit de Lonely Planet gids, minstens één museum waar-iedereen-het-over-heeft, minstens één etentje in een tip-van-de-locals-restaurantje, en dan tot slot souvenirs verzamelen voor thuis. Die ik dan na thuiskomst braaf ging afleveren bij ouders, broer, de katten- en plantenoppas, en een paar vriendinnen. Ik heb ooit bij een tijdschriftredactie gewerkt waar het heel vanzelfsprekend was dat je ook voor je collega’s wat grappigs meenam. De lat lag hoog, met een pakje koekjes uit de vliegveld tax-free shop was je er niet.
Ik was er best goed in, al zeg ik het zelf. Ik liet namen van mijn broer en schoonzus in Chinees schrift in een zegelstempel beitelen, ik kocht tasjes van tweed in Ierland, een antiek bonbonschaaltje in Zweden, een waterketel in Marrakech en een handgeschilderd vrouwenportretje in Cuba. Leren armbandjes met je naam erin in Namibië. En zo nog honderd andere dingen ben ik bang. Voor de weggeef en voor mezelf. Maar inmiddels heb ik door dat voor veel souvenirs hetzelfde geldt als voor vakantieliefdes. Als je hem/haar/het uit zijn natuurlijke omgeving haalt, gaat er toch veel van de magie verloren. Nog steeds kijk ik elke dag aan tegen een Nepalese Tanka, een handgeschilderde afbeelding, die eigenlijk, eeeehm, heel erg in Nepal thuishoort, en niet in een Hollandse huiskamer.
Irene kon altijd een beetje met afgunst kijken naar het gemak waarmee ik op onze Flow-tripjes wat souvenir-achtig spul verzamelde en bij de kassa afrekende. Dat leek haar ook lekker, ze is zelf meer van de praktische. Tot we in Kaapstad waren. Ik zag in een winkeltje een handgemaakt object, gemaakt door een lokale kunstenaar, bestaande uit aan elkaar vastgelijmde blokjes hout, waar op de bovenkant papiertjes met patronen waren geplakt. Het geheel was in de vorm van het continent Africa gezaagd. Op de achterkant een haakje, zodat je het op kon hangen. Ik zei tegen Irene dat ik het wilde kopen. Irene mompelde: ‘Leg toch terug, wat moet je daar mee.’ Kinderachtig als ik was, was dit hét teken om het ding onmiddellijk af te rekenen. Maar ze had dus gelijk. Bij thuiskomst keek huisgenoot N. ook al een beetje twijfelachtig, en zoon H. zei ronduit: ‘Lelijk.’ Zelf begreep ik op de hotelkamer al niet meer waarom ik het per se moest hebben. Afgelopen week is het Afrika-ding in de vuilniszak beland.
Nu kom ik op de clou. De oplossing voor de ontspuller met souvenirdrang, Hij komt van collega Caroline, en ik heb het afgelopen jaar gedaan: niet meer een winkel in voor souvenirs, maar de natuur. Caroline nam schelpen mee, en mooi gevormde stenen, vond een tak tijdens een wandeling, droogde wat bloemen. Wat zou mij dit geld, tijd en spullen gaan schelen, en vooral geld en spullen. Het werkt. Op het strand van Wales vond ik afgelopen zomer een prachtige steen, in de vorm van een hart. Top vakantie-aandenken.
Ik haal nog even de Japanse opruimgoeroe Marie Kondo erbij. Ze legt uit dat het woord souvenir Frans is voor: zich herinneren. Een herinnering aan een tijd die blij maakte. De gedachte dat je het moet weggooien doet vaak de angst opwellen dat je daarmee ook de dierbare herinnering weggooit. Maar dat is niet zo, zegt Marie. Dus als ik mijn Nepal-ding weggooi, gooi ik niet de hele Nepalese vakantie weg. Wist ik wel, maar toch fijn dat het officieel mag van Marie: souvenirs weggooien.
Astrid is samen met Irene de oprichter van Flow. Ze woont samen en heeft twee kinderen. Ze schrijft elke dinsdag over de zin en onzin van ontspullen.