Hoewel Flow’s Astrid haar overvolle boekenkast en vintage serviezen heel gezellig vindt, vroeg ze zich toch af of haar huis wat minder vol kon. Ze schreef een jaar lang blogs over de betekenis van spullen en ontspullen. We lichten er opnieuw een aantal uit. Deze keer: voor de neerzet.
Ooit woonde ik in een eeuwenoud pand in het centrum van de stad. Ik kon de bovenste etage de mijne noemen. Het was een loft waarin alles gebeurde – slapen, koken, eten – in een geweldige open ruimte onder een balkendak. Ik weet nog dat ik in één weekend al mijn spullen verhuisde, en dat mijn toenmalige vriend kwam kijken hoe het was geworden. Hij had nog maar net een stap over de drempel gezet of het eerste wat hij zei, was: “Jemig, wat heb je het weer túttig gemaakt.”
Inderdaad had ik in no time de stoere industriële ruimte omgevormd in een tuttig vrouwenpaleisje met hoekjes en kleedjes en beeldjes en kandelaars en weet ik veel wat. Dat vond ik toen mooi en ik was nogal gepikeerd over deze lompe opmerking. We kregen meteen ruzie, maar achteraf snap ik wat hij zag toen hij binnenstapte. Inmiddels heb ik de afdeling styling in huis behoorlijk teruggeschroefd, maar het is wel bijzonder hoeveel dingen ik koop voor de neerzet. Niet nodig, je kunt er niets mee (behalve afstoffen en een beetje heen en weer schuiven) en ze staan er voor de show. En ze staan er vooral omdat het in is. Ik noem de houten letter, de koperen kandelaar, de vaas in de vorm van een cactus.
Daar moest ik aan denken toen ik las over het boek De verborgen impact van industrieel ontwerper Babette Porcelijn. Volgens haar geven mensen gemiddeld 2200 euro per jaar uit aan hebbedingen, neerzetdingen en gadgets. Kortom, spullen voor in huis. De hele afdeling waar ik mijn vrouwenpaleis mee aankleedde. Babettes boek gaat niet alleen over de vraag of het zinvol is om dat soort dingen te kopen (wat mij betreft is het antwoord ja als je er gelukkig van wordt, wat ik werd), maar vooral over wat het eigenlijk betekent voor onze aarde.
Ze beweert dat de belangrijkste bijdrage aan een beter milieu ’m voor een gemiddelde Nederlander niet zit in minder vliegen, minder autorijden of de verwarming minder hoog zetten, maar in minder spullen voor in huis kopen. Voor de productie ervan worden zo veel energie, land, chemicaliën en water gebruikt, dat ze de grootste bijdrage leveren aan de milieu-impact van een huishouden.
Ik zal eerlijk zijn, voor mij zit mijn grootste drive om te ontspullen niet in het duurzame aspect. Was ik maar zo’n goed mens. Ik doe het vooral om egoïstische redenen: omdat het me tijd oplevert, minder stress, een leger hoofd. En omdat ik mijn geld inmiddels liever aan andere dingen besteed. Het dwingt me ook om na te denken over waar ik nu echt mijn geluk uit haal. Maar het is wel een feit dat we met z’n allen heel veel dingen maken die niet nodig zijn, maar die wel een wissel trekken op de aarde.
Het is een mooie bonus dat je door te ontspullen ook bewuster met het milieu omgaat. Eigenlijk zou die reden de voornaamste moeten zijn om te minderen. Babette heeft nu al anderhalf jaar geen nieuwe spullen meer gekocht. Geen nieuwe kleren, nieuwe boeken, nieuwe gadgets. Anderhalf jaar! Ik maak een diepe buiging. En begin eens met een maand.
- Meer blogjes van Astrid over ontspullen vind je in Het grote boek van minder.
Tekst en fotografie Astrid van der Hulst