Ze ging alsmaar door, totdat het plotseling niet meer ging. Filmmaker en schrijver Sarah Domogala belandde in een genadeloze burn-out en leerde een paar belangrijke lessen. Hieronder de eerste.
Een op hol geslagen paard. Zo kan ik mezelf het best omschrijven toen ik op 26-jarige leeftijd instortte. Ik deed alles wat ‘goed’ was: reizen, carrière maken, geld verdienen, knap zijn, uitgaan. Iedereen was onder de indruk en ik was trots op het leven dat ik leidde. Maar hoe mooi het er aan de buitenkant ook uitzag, ’s nachts hield de paniek me wakker. Ik trok het niet meer: de beste zijn, wapenfeiten verzamelen, stoer doen.
Tegelijkertijd wist ik ook niet hoe ik moest stoppen. Met een harde knal kwam ik uiteindelijk tot stilstand. Mijn moeder en broertje haalden me op in Amsterdam, pakten mijn telefoon af en stopten me in bed. De kloof tussen de persoon die ik liet zien aan de buitenwereld (de coole regisseur) en wie ik werkelijk was (een gevoelig, nerveus meisje) was zo groot geworden dat ik erin verdween.
Ze noemden het een burn-out. Opgebrand. Inmiddels heeft één op de zeven mensen verschijnselen van een burn-out en onder de 35 jaar zelfs één op de vijf. Je zou het een nieuwe volksziekte kunnen noemen. Maar toen, veertien jaar geleden, nog niet. Ik dacht dat ik de enige was. Dat ik zo jong al instortte, het leven blijkbaar niet bij machte was, betekende in mijn ogen niet meer dan dat ik zwak was, en geflopt.
Drie jaar lang zat ik thuis. Mijn eerste doel was om zo snel mogelijk op te krabbelen en door te gaan waar ik gebleven was. Nu de contacten nog warm waren, de opdrachten nog binnenkwamen en de vrienden nog belden. Maar elke poging om mijn oude leven weer op te pakken, werd genadeloos afgestraft door een paniekaanval. Ik durfde de deur niet meer uit en al snel was er niets meer om naar terug te keren. Mijn telefoon bleef stil.
Alles zou vanaf nu anders zijn, besefte ik, maar hoe anders, dat wist ik niet. Ik was in de bloei van mijn leven, had alles gedaan wat er van me werd verwacht en nu zat ik hopeloos mislukt alleen thuis. Hoe moest het leven dán? Inmiddels weet ik: een burn-out lijkt het eind van alles, maar is dat meestal niet. Ook voor mij bleek het een uitnodiging naar een nieuw en beter leven, die ik (na wat argwaan) dankbaar heb aangenomen. Hieronder één les die ik geleerd heb.
Stel steeds nieuwe vragen
‘Hoe moet het leven dán?’ Het bleek de eerste zinnige vraag die ik mezelf tot dat moment had gesteld. De vraag was het begin van een nieuw leven. Tot dan toe hadden de angsten en uitputting alleen maar tot wanhoop geleid. Mijn leven was voorbij, schraal en grijs als een strenge winter. Dagenlang zat ik thuis uit het raam te staren, ik sliep met de lampen aan (als ik niet zwetend wakker lag) en naar buiten durfde ik niet.
Maar zoals een echte winter dat ook doet, bracht de stilte opeens ruimte om na te denken over hoe ik in dit niemandsland was terechtgekomen. Wat was er misgegaan? Was ik wel zo gelukkig geweest als ik dacht? Kon het leven ook iets anders zijn dan een recht pad waarop je de mijlpalen aftikt? Wat als het een woeste zee is waarop je zo goed mogelijk moet leren surfen? Hoe zou het leven er dan uitzien? Wie zou ik zijn als ik me niet meer hoefde te bewijzen?
Antwoorden had ik nog niet, maar dat maakte niets uit; de vragen zelf boden al een nieuw perspectief. Ze openden deuren naar nieuwe vragen en dat gaf een frisse blik op de aannames over succes die ik altijd had gehad. Ineens besefte ik dat ik niet terug wilde naar wie ik was geweest. Ik wilde een nieuw pad. Het was een verademing dat ik daarvoor niet meteen een waterdicht meerjarenplan op tafel hoefde te leggen. Mezelf steeds nieuwe vragen stellen en die vragen koesteren, was de eerste en belangrijkste stap naar een ander leven. Het gaf me mijn nieuwsgierigheid terug. En daarmee een gevoel dat de lente eindelijk aanbrak.
- Meer geleerde lessen van Sarah vind je in Flow 4.
Tekst Sarah Domogala Fotografie Vero Photoart/Unsplash.com