Niets doen: hoe doe je dat eigenlijk?

niets doen

Buitenlandse media jubelen en masse over het Nederlandse ‘niksen’. Maar of we er nu echt zo in uitblinken? Journalist Annemiek Leclaire over ’the Dutch art of doing nothing’.

Een paar keer per dag ga ik in een stoel zitten die uitzicht heeft op het plein voor mijn huis, en doe ik mijn ramen open. Afhankelijk van het tijdstip van de dag hoor ik daar de straatschoonmakers de bladeren wegvegen, of de buitenspelende kinderen van het schooltje aan de overkant. De storm tussen mijn oren gaat liggen, en ik neem een klein beetje afstand van wat ik net daarvoor nog met overgave aan het doen was. Is dat wat met niksen wordt bedoeld? Of een vrije middag zonder plannen, is dat niksen? Of een beetje lummelen in huis, een was draaien, de krant doorbladeren?

Pauze voor je brein

Het Nederlandse woord ‘niksen’ is opeens een lifestyle- trend. In Engelstalige media verschenen stukken over ‘the Dutch art of doing nothing’. Verschillende buitenlandse journalisten pikten het Nederlandse woord afzonderlijk van elkaar op en dachten: dat is precies wat we nodig hebben in deze tijden van stress en burn-out. Waarschijnlijk dachten ze daarbij ook aan onze vakantiedagen (we hebben er meer dan mensen in Angelsaksische landen) en dat vrouwen en mannen hier relatief makkelijk parttime kunnen werken.

Olga Mecking, een in Nederland wonende journalist van Poolse origine, rapporteerde over het Nederlandse ‘niksen’ in The New York Times en inmiddels werkt ze aan een boek over het onderwerp. “Niksen,” zegt ze vanuit haar woonplaats Den Haag, “is wel een Nederlands woord, maar het is geen specifiek Nederlands cultureel fenomeen zoals ‘gezelligheid’ of ‘het poldermodel’.” Vroeger, opper ik, had het woord toch zelfs een wat negatieve klank? ‘Zit je nu wéér te niksen,’ kon je als kind weleens van je ouders horen, of – als je op de bank een boek lag te lezen – ‘Je kunt wel even helpen, je zit toch maar te niksen.’

Meedoen

“Ja, meedoen is in de Nederlandse samenleving altijd belangrijk geweest,” zegt Mecking. “Meedoen in de zin van: je steentje bijdragen. Elkaar helpen, bij elkaar op bezoek gaan, de taal leren als je geen Nederlander bent, op school helpen of ander vrijwilligerswerk doen. Niksen hoort niet echt in die cultuur van aanpakken.” Dat Nederlanders zo veel vakantiedagen hebben of parttime werken, betekent volgens Mecking niet dat ze beter zijn in niksen. Maar wel dat ze er in principe meer ruimte voor hebben in vergelijking met bijvoorbeeld Amerikanen, voor wie facetime op het werk – dus daar zo veel mogelijk aanwezig zijn – zo belangrijk is. Het is ook niet zo dat ze minder verplichtingen voelen: “Nederlanders hebben een even volle agenda als wie dan ook. Alleen staan er andere dingen in.”

We zouden er alsnog een goede Nederlandse gewoonte van kunnen máken. Want het is belangrijk om regelmatig te stoppen met wat je aan het doen bent. Al is het maar om je hersenen een pauze te gunnen. Niksen is hoe dan ook een goed idee. Of je het nu niksen noemt, dolce far niente, slacking of doing nothing. Dat vindt ook Mecking: “Ik zie niksen als een vorm van zelfzorg die makkelijker in praktijk te brengen is dan allerlei andere manieren van ontspanning. Het is ook veel simpeler dan bijvoorbeeld het Deense hygge of het Japanse opruimen van Marie Kondo. Voor hygge moet je kaarsen, kussens en eten gaan halen, bij de Kondo-techniek moet je je huis ontspullen. Dan wordt zelfzorg meteen weer werk. Om te niksen hoef je juist helemaal niks.”

Oude roestbak

Niksen maakt creatiever en productiever, en voorkomt dat je onderuitgaat. “Focus houden doen we met ons aandachtsnetwerk,” zegt hersenonderzoeker en auteur Niki Korteweg. Ze promoveerde op moleculaire neurobiologie en schreef het boek Een beter brein. “Geconcentreerd denkwerk kost inspanning. Dat merk je al doordat je afdwaalt; kennelijk kan het hoofd die focus maar een beperkte tijd volhouden.” Als je ontfocust, wordt een hersengebied actief dat het default network heet. “Dit is de ruststand van de hersenen waarin gedachten kunnen afdwalen. We gaan mijmeren en dagdromen, kunnen ons dingen verbeelden.”

Daarom is ontfocussen volgens Korteweg belangrijk voor ons associatieve vermogen en onze creativiteit. “Dat default netwerk is ook actief bij mensen die in een creatieve flow zijn: jazzmuzikanten tijdens het improviseren bijvoorbeeld. Goed kunnen switchen tussen gefocust zijn en juist even niet, is een belangrijke vaardigheid voor creativiteit.”

Even niksen zorgt er ook voor dat je daarna juist meer gedaan krijgt. Je aandacht ergens helemaal vanaf halen, frist op. Uit Amerikaans onderzoek uit 2011 blijkt dat korte pauzes de concentratie versterken. Daarbovenop zijn die pauzes bittere noodzaak om te voorkomen dat je opbrandt. Korteweg zelf degradeerde ‘door een jarenlange marinade van stresshormonen’ haar brein ‘van een soepele denkmachine tot een oude roestbak. Gammel, traag en onbetrouwbaar. Alsof iemand een schep zand in de radartjes had gegooid,’ schrijft ze in Een beter brein. Meditatie, sport en slapen hielpen haar er weer bovenop. ‘Je kunt best hard werken, als je ook maar net zo hard rust inlast.’

Ontfocuste pauzes

Daarom hameren stresswetenschappers tegenwoordig zo op de noodzaak van pauzes nemen. En dan niet zomaar pauzes, maar die waarbij je je hersenen en ogen ontziet: ‘ontfocuste pauzes’, oftewel ‘doing nothing’. Lummelen, lanterfanten, rommelen, kliederen, prutsen. Dat kan de was vouwen zijn, douchen, een ommetje maken. Niksen hoeft niet te betekenen dat je bewegingloos in een stoel zit, maar het moeten activiteiten zijn ‘waarbij je zo kunt weglopen’, zegt de Canadese auteur Rachel Jonat in The joy of doing nothing. Je hersenen hoeven niks, je voelt je vredig en ontspannen. Een spannende film kijken is dat dus níet. Je Instagram checken ook niet. ‘Nieuwtjes en meningen zorgen ook voor aanhoudende stress van de hersen- cellen,’ stelt Korteweg.

Beter slapen

Als ik niksend naar buiten kijk, maak ik heel even deel uit van de wereld om me heen. Aan het einde van de zomer staat er een circus op het plein, en zie ik de snoeren met flikkerende lichtjes boven de roze-wit gestreepte circustent tussen de hoge, dan nog groene bomen. Tegen de winter verkoopt de eigenaar van de biologische winkel precies onder mijn raam de betere oliebollen vanuit een kraampje voor zijn deur.

Ik begon het niksen zelf pas te leren in een jaar dat ik wilde ontploeteren, zoals ik dat ben gaan noemen.
Ik had genoeg van het dagelijkse gejakker, en nam me voor wat meer te leven en wat minder te moeten. Wat ik merkte, was dat door te niksen dagelijkse aandachtspunten plaatsmaakten voor diepere gedachten en gevoelens. Pas zodra ik even stopte met wat ik deed, voelde ik dat ik bijvoorbeeld geïrriteerd was, of verdrietig, of ongerust of gehaast.

Dat ik die gevoelens nu overdag in mijn geniks herken, zou best een van de oorzaken kunnen zijn dat ik tegenwoordig zo goed slaap. Voorheen kwam die onrust pas naar boven in het holst van de nacht. Dan gingen mijn hersenen ineens ongerust op ‘alert’, als een radar die een inkomend vijandelijk toestel detecteert en alarm slaat. Dan kon ik de rest van mijn nachtrust gedag zeggen. Nu maak ik overdag al tijd voor die waarschuwingssignalen en bespringen ze me ’s nachts niet meer. Daarom is het soms ook zo aantrekkelijk om aan dat drukdrukdruk vast te houden. Je maakt je nuttig en houdt eventuele twijfels over je manier van leven of je relatie mooi onder de oppervlakte.

Nauwelijks afleiding

Het ‘niksen’ kregen we vroeger ongevraagd cadeau. In de bus, in de rij, op de fiets, in de auto op weg naar het vakantieadres; er was nauwelijks afleiding. Wat kon je doen? Voor je uit kijken, een praatje maken, een houtje snijden met je zakmes. Tegenwoordig is rust nemen een vaardigheid geworden. We moeten het in het constante bombardement van appjes, spraakoproepen en notificaties opnieuw leren. En dat kan best lastig zijn als je gewend bent alsmaar door te gaan, ongeacht je mate van concentratie, schrijft Jonat in The joy of doing nothing. ‘De hersenen moeten een gewoonte veranderen.’ Neem daar de tijd voor, adviseert ze. Zit het even uit. ‘Hoe drukker en gestrester je bent, hoe lastiger het is.’

Niksen is ook moeilijk in sommige perioden van je leven waarin gewoon heel veel te doen is. Als je leven weinig ruimte biedt voor pauzes, begin dan eens aan de randjes van de dag, adviseert Jonat. Tien minuten voordat je opstaat of een kwartiertje voordat je gaat slapen. Even niksen voordat je je voeten op het koude zeil zet of het lichtje uitknipt. Doe het als je moet wachten op iets, of na je werk voordat je de kinderen ophaalt. Doe het net na het eten voordat je weer de keuken gaat opruimen. Je kunt er zelfs een gezinsritueel van maken door een gezamenlijk ‘niksmoment’ in te lassen.

A sweet little luxury

‘A sweet little luxury’ noemt Jonat die tijd voor onszelf. En als je eenmaal wat geoefend hebt, lukt het misschien langer, stelt ze. ‘The fringe hours’ lenen zich er goed voor, na het avondeten bijvoorbeeld als de tafel is afgeruimd. Telefoon op nachtstand, tv uit en twee uur relaxen.

Bij mij eindigt het er altijd mee dat ik plaatjes uit tijdschriften ga scheuren, nieuwe muziek uitprobeer, het prikbord verander, door een kookboek ga bladeren, iets ga bakken. Zo is niksen voor mij ook een noodzakelijke aanloop naar iets wat ik eigenlijk heel leuk vind om te doen.

Overal en nergens

Om echt afstand te nemen heb je langere perioden van niksen nodig. Een weekend of een week. Als je geluk hebt, nog langer. Ik heb de luxe dat ik dat regelmatig kan doen op het Waddeneiland waar mijn ouders een huisje hebben. Daar maak ik een ommetje, zit ik op de vlonder naar het gefladder van de houtduif te kijken, lig ik in de tuin naar de lucht te staren, hang ik mijmerend de lakens aan de wasmolen – mijn gedachten overal en nergens.

Pas tijdens die oningevulde dagen komen de grotere vragen aan bod: ga ik goed zo? Doe ik wat goed past? Zie ik de mensen die ik wil zien? Ook komen ideeën bovendrijven. En als die periode maar lang genoeg duurt, vallen uiteindelijk ook die vragen weg en beweeg ik mee met het ritme van de dag, van het seizoen. Laten we vaker de natuur in gaan, de lakens buiten ophangen, de bladeren wegharken, de geur van oliebollen op een plein opsnuiven; zo kunnen we van dat niksen heel goed een echt Nederlandse gewoonte maken.

Meer lezen

Tekst Annemiek Leclaire Fotografie Joel Muniz/Unsplash.com

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN