Wat een jaar op het platteland wonen je brengt

platteland

Plan A was op wereldreis, maar het werd plan B voor journalist Jantine Jongebloed: een jaar wonen op het platteland. En onverwacht bracht juist de rust en weidsheid daar haar alles wat ze zocht. 

Lang verhaal kort: het is begin 2020, ik neem ontslag, we verkopen ons appartement in Amsterdam en mijn man en ik vertrekken voor onbepaalde tijd op wereldreis. Met de auto naar Japan, dat is het plan. De Route Radicaal naar meer avontuur, vrijheid en autonomie. Niet op de planning: een pandemie die ervoor zorgt dat we krap een maand later alweer bij mijn moeder op de stoep belanden, ontheemd en verward.

Geen huis, geen haard, geen flauw idee hoe halsoverkop een nieuw leven te verzinnen, maar we moeten wel. We leggen ons erbij neer dat we in ieder geval het komende jaar weer in Nederland zullen zijn. Snel gaan we in beraad. Mijn man kan terug naar z’n oude baan, we trekken in een vakantiehuis en besluiten ondertussen op zoek te gaan naar een betaalbare antikraakwoning om de maandelijkse lasten laag te houden.

Dat geeft ons de vrijheid om te experimenteren met nieuwe carrières en te ­ontdekken wat bij ons past, omdat weinig moet en zo veel mogelijk mag. Ik woon sinds mijn zeventiende in de grote stad, maar ben opgegroeid op het platteland. Sinds een jaar verlang ik terug naar buitenaf. Het gehaast van mezelf en mijn stadsgenoten, de tingelende trams, de ambulancebroeders: opeens heb ik genoeg van de hectiek, de snelheid, de vermoeiende drukte.

Een van de grote motivaties om een jaar in een camper te willen wonen is het lonken van een wisselende achtertuin van bergen, meren en woestijnen. Nu vraagt de situatie om een nieuw soort plan. Hoe zou het zijn om na jaren van reuring in de stad weer in de stilte en het groen te wonen? Vanaf mijn stadse balkon heb ik geregeld met een vaag soort heimwee naar beneden gekeken, naar de grond. Aarden, dat was wat ik wilde.

Alsof het lot beslist dat we een goedmakertje verdienen na die mislukte reis, wordt ons al gauw een gigantische zeventiende-eeuwse boerderij in de Beemster in de schoot geworpen. Een huis alsof het uit een schilderij uit de Gouden Eeuw is weggelopen: een statig pand met een slotgracht, herenkamers voorzien van goudleerbehang en in de achtertuin ons eigen Hof van Eden – met een boomgaard vol verboden fruit. Voor een prikkie mogen we er wonen zo lang als we willen.

Mijn nieuwe buurman, de molenaar van een halve kilometer verderop, vertelt dat het hier prachtig is, en eenzaam. Misschien is het een waarschuwing, maar ik ben vooral nieuwsgierig naar wat die eenzaamheid dan brengt. De weidsheid, de verstilling, het turen. Misschien is dit wel wat ik zocht op reis, maar heb ik het gevonden in een andere gedaante: ik ben blij dat ik haar herkend heb.

Zee van tijd

Ik installeer me op mijn nieuwe vensterbank en kijk uit over de dijk en het water waarvandaan ooit de dorpelingen naar het koude noorden voeren voor de walvisvangst. Het voorjaar steekt van wal en de kastanjebomen rond mijn nieuwe huis beginnen langzaamaan blaadjes te vormen. Ik moet wennen aan de stilte hier – de afwezigheid van sirenes en schreeuwlelijken voelt soms opeens bedompt, leeg of eenzaam zelfs – maar meestal is het fijn.

De lucht is frisser, het uitzicht verder, ik hoor mijn hoofd veel beter praten tegen mij. Niet dat dat nou altijd de moeite waard is, maar sinds ik hier woon, hoor ik toch dingen die ik eerder niet verstond. Ik hoor de dingen waar ik al zo lang naar verlang om aandacht vragen: zinvol leven, zelf iets creëren, buiten zijn.

Met verbazend gemak integreer ik in de kleine plattelandsgemeente, ik ken de namen van de honden van de buurman al. De plaatselijke ­caissière zegt me op straat gedag en ik heb me aangemeld voor yoga in de muziekschool verderop, waar ik met mijn 33 jaar de allerjongste ben, maar wat dan nog. Ik wandel elke dag ­hetzelfde rondje over de dijk, door het dorp en langs het haventje terug.

De zee van tijd voelt soms bevreemdend. Er overspoelt me een zenuwachtige verantwoor­delijkheid die hoort bij de grote vrijheid om een leven opnieuw vorm te geven, maar mijn angstaanjagend lege agenda maakt ook een honger los naar nieuwe dingen leren. Ik bombardeer 2020 tot Het Jaar van het Experiment. Plan A is mislukt, plan B is dat er niks meer te mislukken valt. Ik spreek met mezelf af dat ik zo veel mogelijk ga uitproberen. Ik ga op pottenbakles en maak schalen, kopjes, kandelaren – en ontdek op de draaischijf hoe je zonder app kunt mediteren.

Eén taak per keer

De afgelopen jaren ben ik in mijn werkende leven steeds minder gaan maken en steeds meer gaan regelen en managen. Op vrije dagen nam ik kunst wel tot me, maar ik vergat het zelf te maken. Mijn creativiteit was ik ongemerkt een beetje kwijtgeraakt en hier, in de rust en vanuit het staren, vind ik het terug. Het borrelt vanuit een grote diepte op en verwarmt me.

Ik meld me aan voor een opleiding korte verhalen schrijven, ga bij een leesclub en begin met een cursus over vrouwen en kunst. Ik koop zaadjes en zaai in grote, houten moestuinbakken sla, radijs, paksoi en zomerwortelen. Het is lang geleden dat ik stilstond bij hoe traag ons eten groeit – hoeveel zonlicht, water, aandacht en geduld het vraagt.

Vanuit mijn eerste eigen moestuin ontstaat een fascinatie voor permacultuur en voedselbouw. Ik ga langs bij een biodynamische zelfoogsttuin en kan er als vrijwilliger wekelijks aan de slag. Pompoenen en courgettes planten, op hete dagen op m’n knieën in de groentebedden graven en dikke wormen weer eens van dichtbij bestuderen. Ik wist bijna niks en leer elke dag: veel over groeien, en nog meer over mij.

Wat de zaailingen willen, wat ze niet overleven, hoe mijn neiging tot multitasken killing is. Bietjes uitdunnen én zaaigeulen graven blijkt niet zo efficiënt te combineren – één taak per keer, alles met aandacht. Ik vraag me af waarom een mens zo haastig de hoogte in moet groeien terwijl planten en bomen hun kracht eerst in wortelen en diepte stoppen. Hoe juist uit rust zo veel moois kan ontpoppen.

Ik leer dat als je op één dag twee zaadjes van een groente plant, het kan zijn dat de ene zaailing al na twee weken, en de ander pas na anderhalve maand boven de grond uitkomt. Dat je dan niet hoeft te panikeren, dat er niks is mislukt, dat die trage zaailing alsnog de weelderigste, smaakvolste palmkool kan worden. En dat dat inzicht hoopgevend is – in de natuur heeft alles haar eigen tempo.

Het grote experimenteren

Er zijn weken dat ik als een happy camper mijn nieuwe omgeving tevreden verken, rust vind in de ruimte, mijn zegeningen tel: pruimen, peren, appels, kersen in de bomen. Het riet, de grutto’s en de haviken, mijn vrienden die ik door de mislukte reis niet hoef te missen en die zich op onze boerderij altijd op vakantie voelen. En er zijn evenveel weken waarin ik onrustig zoek naar mijn nieuwe vorm.

Wil ik podcasts maken, bij het tuincentrum werken, weer als projectleider beginnen in de culturele sector? Wat geeft mijn leven zin? Nu ik geen marketeer meer ben, geen hr-manager – zoals in mijn laatste leven – en dus geen fulltimebaan meer heb waaraan ik mijn identiteit ontleen, weet ik soms niet wat er nog wel toe doet en wie ik ben. Ik voel me een vreemde eend in de bijt. Al heb ik dat zelf gedaan. Hoe kan ik comfortabel worden met deze tijdelijke staat als dolende geest?

Een vriend stuurt me een oud krantenknipsel uit The New York Times, waarin filmregisseur David Lynch vertelt dat hij zich in limbo bevindt, net als ik: ‘Ik ben verdwaald en in een overgang. Het oude is dood en ik weet niet wat het nieuwe is. De enige manier om het nieuwe te vinden, is door met verschillende dingen te beginnen en te kijken of er iets uit die experimenten komt. Het is enigszins verontrustend, maar op een bepaalde manier juist ook hoopgevend.’

Zo voelt het exact. Ik houd vast aan wat kan, aan hoe rijk dit is. Ik leer me opnieuw te verwonderen, uit te proberen en te kijken naar wat past. Ik ben ooit afgestudeerd als journalist, maar ik heb er weinig mee gedaan. Vanuit de experimenten komt de drang terug om te onderzoeken en te schrijven. Ik maak een eerste verhaal voor de krant, en dan volgen er meer. Er komt een boek, en nog één. Opeens heb ik een nieuwe vorm.

Nieuwe prikkels

Het voelt alsof mijn nieuwe mal de enorme ruimte rondom de boerderij langzaam overbodig maakt. Nu mijn dagen weer ritme en invulling hebben, kijk ik uit naar prikkels en inspiratie buiten mijn tuin, naar kunst en cultuur op loopafstand en naar een stamkroeg vol ontmoetingen. Ik heb weer zin in de energie, de beweging, het leven, de mensen van een stad.

Na een klein jaar in ons oppashuis op het platteland besluiten we op zoek te gaan naar een nieuwe plek voor ons. In een kleinere stad, met natuur voor het grijpen, en vrienden weer dichterbij. Ik ga het uitzicht en de wolkenluchten missen, alle ruimte en wat het bracht. Ik weet nu wat ik missen kan, en wat niet: natuur en creativiteit verdienen een prominentere plek in mijn leven in de nieuwe stad.

Terugkijkend realiseer ik me dat er iets geks is gebeurd. Ik wilde op reis om mijn leven opnieuw uit te vinden en vorm te geven, maar ik denk dat ik bof dat het leven een ander plan voor me in petto had. Goede kans dat het al reizend fantaseren (over een moestuin, de journalistiek en het platteland) me geen antwoorden had gegeven. Van oeverloos twijfelen en afwegen wordt niemand wijzer – dat wist ik heus wel, maar ik moest het aan den lijve ondervinden.

Het experimenteren heeft me meer antwoorden gegeven dan ik in de bergen van Kirgizië had kunnen vinden. In plan B was er ruimte voor op het platteland belanden, voor ondernemen, oefenen en loslaten van toch niet passende ­dromen. Ik moest er al doende achter komen.

Ons nieuwe huis, in Deventer, staat op een kwartiertje fietsen van de heide en het bos. En met een stamkroeg en een filmtheater binnen handbereik voelt het als het beste van twee werelden. Ik verdien mijn geld met schrijven en werk nog altijd één dag in de week als tuinder op een oogsttuin om de hoek. Niet de beweging van op reis zijn, maar juist het stilstaan zorgde voor vinden wat ik zocht. Het werd een jaar waarin alles kon en alles mocht. Door de stilte van het platteland hoorde ik de dingen op hun plek vallen.

Meer lezen

Tekst Jantine Jongebloed Illustratie Lotte Dirks

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN