Journalist en filosoof Ralf Bodelier liep van Israël naar Belgie

Ralf Bodelier

In twee jaar wandelde journalist en filosoof Ralf Bodelier van Israël naar België. Dwars door conflictgebieden en een pandemie. Op zoek naar hoop en vooruitgang. Hij merkte dat er ook veel wél goed gaat in de wereld. 

In januari 2020 vertrok ik voor wat de twee mooiste jaren van mijn leven zouden worden. Voor een wandeling van bijna vierduizend kilometer van Israël naar België, van Jeruzalem naar Bouillon in de Ardennen. Een tocht door een ijskoud Israël en Palestina, langs de rauwe kust van Libanon en door het hete en onherbergzame Anatolië. Over de verlaten Balkan, langs de betoverende Donau en door de heuvels van een winters Duitsland.

Een wandeling door vorst, regen en mist maar toch vooral door warme en zonovergoten landschappen. Want we dénken wel dat het vaak regent, maar heel veel vaker schijnt de zon. Het was een tocht die me in landen en regio’s bracht waarover je doorgaans ­vervelende verhalen hoort. De Palestijnse Westbank, de ellendige vluchtelingenkampen in Libanon, het in tweeën gedeelde Cyprus, de vervallen Balkan, het ­autoritaire Turkije van Erdogan en het anti­semitische Hongarije onder Viktor Orbán.

Lopen en vragen stellen

Het zijn verhalen die kloppen, helaas. Als journalisten schrijven over de leegloop van Bulgarije of de jodenhaat die door Orbán wordt aangewakkerd, kun je ervan uitgaan dat hun verhalen waar zijn. Maar een compleet beeld krijgen we zo niet. Journalisten berichten alleen over wat niet goed gaat. Ze schrijven over de uitzonderingen op de regel en nooit over de regel zelf. Zo werken kranten, radio en televisie nu eenmaal, en zo worden journalisten opgeleid. En ik kan het weten. Vijftien jaar lang leidde ik zelf journalisten op.

Journalisten zullen je bijvoorbeeld nooit vertellen dat een baby die vandaag in Turkije geboren wordt op 78 levensjaren mag rekenen, terwijl zijn grootouders, geboren in 1960, nog maar 45 jaar aan levensverwachting hadden. Binnen twee generaties kwamen er dus 33 jaren bij. En dat is geweldig. Althans voor wie van het leven houdt. Het zijn 33 extra jaren om te studeren, te werken en naar muziek te luisteren. Drieëndertig jaar om te dansen, te vrijen en te genieten van de mediterrane zon.

Voortuitgang

Dat het niet goed gaat tussen Israël en de Palestijnen, weten we allemaal. Ook dat zien we op het nieuws. Wat we niet zien, is dat sinds 1980 de extreme armoede onder Palestijnen met twee derde is afgenomen. En dat de gemiddelde Palestijn sindsdien vijf keer zo rijk werd. Ook horen we nergens dat de kindersterfte in Palestina met driekwart daalde. In 1980 stierf één op de twaalf jonge Palestijnse kinderen, nu is het één op de vijftig.

Ik weet het, dit zijn abstracte getallen. In de praktijk betekent het dat heel veel vaders en moeders niet meer in wanhoop aan het sterfbed van hun kleine kind zitten. En nu er steeds meer kinderen hun volwassen leeftijd bereiken, zetten Palestijnse ouders ook minder kinderen op de wereld. Ze weten dat voldoende kinderen overblijven om later voor hen te zorgen.

Wanneer iets fout gaat, horen we dat real time. Over de vooruitgang die dag in, dag uit wordt geboekt, horen we niets. Daarvoor moeten we in de cijfers duiken. Of we moeten gaan wandelen. Dat is wat ik de afgelopen twee jaar deed. Lopen, kijken en heel veel vragen stellen. Ik stelde ze aan Israëlische en Palestijnse gezinnen, in Libanese vluchtelingenkampen en op Turkse dakterrassen. Aan Cypriotische soldaten, aan tafelgenoten in een Oostenrijks restaurant en aan monniken in een Duits klooster. We praatten, we aten samen, en dronken thee of bier. Bij het afscheid omhelsden we elkaar.

Een ontmoetingsplek

Een van de vele verhalen die ik hoor, is dat van Sahar Minkara (46) en haar coffeeshop in Tripoli, vlak onder de grens met Syrië. Voor Tripoli word ik gewaarschuwd. “Tripoli loopt honderd jaar achter. Het is een bolwerk van extremisten en de stad zit vol met vluchtelingen.” De eerste indruk ís inderdaad niet bemoedigend. Veel gebouwen zitten onder de kogelgaten. Op straat lopen vooral mannen. Maar vrijwel iedereen begroet me met een hand op de borst. Vrouwen zwaaien vanaf ­balkons. Een rugzaktoerist is hier nog een bijzonderheid. Van een half dozijn minaretten klinkt de oproep tot gebed.

Twee dagen later tref ik Sahar in haar café. Ze woont al heel haar leven in Tripoli. En dat is bijzonder. Want Sahar is alles wat deze stad op het eerste gezicht niet is: ze draagt een naveltruitje, wikkelrok en geen hoofddoek. Haar coffeeshop heet de Ahwah Community. Het blijkt een kleine pijpenla met zelfontworpen meubels. Je kunt er boeken lenen en ruilen, er treden experimentele bandjes op en er wordt alcohol geschonken. Op de toonbank staan collectebussen van goede doelen. Maar vooral is de Ahwah Community een plek waar jonge queers elkaar kunnen ontmoeten.

In Libanon is dat gewaagd. Terwijl in de rest van de wereld de acceptatie van LGBTQIAP+ snel toeneemt – 52 landen kennen inmiddels het homohuwelijk of geregistreerd partnerschap voor iedereen – blijft dat in de Arabische wereld ver achter. Het onvermijdelijke gebeurt dan ook. Op een avond lopen drie gemaskerde mannen Sahars coffeeshop binnen. Ze dragen machinegeweren en richten die in de naam van de islam op de bezoekers. Als de Ahwah Community niet dichtgaat, zullen zij hem sluiten.

Een verhaal over tolerantie

De volgende ochtend zit Sahar op een hoge kruk voor haar coffeeshop. Iedereen die het wil horen, vertelt ze haar verhaal. Een verhaal over tolerantie, over accep­tatie van vrouwen en seksuele minderheden. Natuurlijk is Sahar bang. Maandenlang draagt ze een pistool in haar tas en laat ze zich begeleiden door gewapende vrienden. Maar de coffeeshop is open en blijft open. Het eerste roze café in Tripoli is een feit.

Verhalen als dat van Sahar maken diepe indruk op me. Vervolgens hang ik mijn rugzak weer om en loop door de ochtendnevels verder, naar een volgende stad of dorp, kijkend, vragend en mezelf verwonderend over een wereld die in weinig meer lijkt op die van vijftig, honderd of negenhonderd jaar geleden.

Met pen, telefoon en laptop

Ik loop van Jeruzalem naar Bouillon. In 1096 vertrok Godfried van Bouillon in omgekeerde richting. Godfried was een van de leiders van de Eerste Kruistocht. Met tachtigduizend man reisde hij richting Jeruzalem om het graf van Jezus te bevrijden van de moslims. Het lége graf, want volgens de christelijke traditie is Jezus immers uit zijn graf opgestaan en vertrokken naar de hemel. Vierhonderdvijftig jaar lang was dat graf al in handen van moslims. Maar nu moest het worden bevrijd. Dat lukte. In juli 1099 trok Godfried Jeruzalem binnen. Hij moordde de stad volledig uit en liet missen opdragen in de Kerk van het Heilige Graf.

De Eerste Kruistocht was een bloedbad. Niemand weet precies hoeveel mensen stierven, maar de meeste cijfers cirkelen rond de anderhalf miljoen. Dat op een wereldbevolking van amper 360 miljoen mensen. Executies, massamoorden, hongersnoden, droogte, epidemieën en ziektes: deze tocht moet een hel zijn geweest. Voor de kruisvaarders zelf, van wie maar een derde Jeruzalem zou bereiken, maar vooral voor de joden en de moslims die door de kruisvaarders massaal over de kling werden gejaagd. Godfried stierf een jaar na de verovering van Jeruzalem en werd begraven op enkele tientallen meters van Jezus’ lege graf.

Omgekeerde kruistocht

In januari 2020 begon ik mijn ‘omgekeerde kruistocht’ bij Godfrieds graf in Jeruzalem en ging ik op weg naar zijn burcht in Bouillon. Dat ik de tocht in omgekeerde richting aflegde, had zijn reden. Godfried reisde met het zwaard, ik liep met mijn pen, telefoon en laptop. Godfried was overtuigd van de superioriteit van het christendom, ik was vooral benieuwd hoe anderen denken. Godfried trok door een wereld waarin mensen amper ouder werden dan dertig. Een wereld waarin volop oorlog werd gevoerd, waar vrijwel iedereen in vreselijke armoede leefde en waarin vrouwen en seksuele minderheden er niet toe deden. Ik liep door een wereld die er onvoorstelbaar op vooruit is gegaan.

Lang leve de mobiele telefoon. Lang leve dit ultralichte wonder, dat me alles laat opzoeken wat ik wil weten. Want lopen, rondkijken en vragen stellen, is maar één manier om te weten hoe de wereld er werkelijk voorstaat. Een andere is het bestuderen van cijfers. Doorlopend haal ik data naar boven. Hoeveel vrouwelijk hoogleraren zijn er nu in Turkije en hoeveel waren er twintig jaar geleden? Hoeveel ic-­bedden heeft Bulgarije, en hoeveel in 1990? Is het aantal moorden in Libanon gestegen of gedaald?

Vluchtelingen

Het verrassendst aan het bestuderen van data is dat zo veel trends de goede kant opgaan. Gemiddeld genomen leven we, wereldwijd, veel veiliger, gezonder, langer, rijker en gelukkiger dan ooit tevoren. Dat is goed nieuws voor mensen die zich inzetten voor een betere wereld, maar die soms overweldigd, hopeloos en cynisch worden omdat we nooit horen wat we bereiken. Iets wat ons wanhopig kan maken, is oorlog en terrorisme.

Lopend naar Bouillon kom ik de gevolgen van oorlog overal tegen. Vluchtelingen en asielzoekers. Van Israël en Libanon tot in Luxemburg ontmoet ik hen. Syriërs, Afghanen en Congolezen. Ze staren voor zich uit op bankjes in de parken, ze werken in kebabtenten of bezorgen huis-aan-huisbladen. Hoewel velen zelf amper rondkomen, is hun gastvrijheid overweldigend. In Sabra, een vluchtelingenkamp in Beiroet, word ik op de thee gevraagd. In Hatay, Turkije, stoppen vluchtelingen me pizza en cola toe. In Istanbul trakteren ze op baklava en koffie. Wie zo ver loopt, is dan wel geen lotgenoot, maar wel een reiziger die begrijpt wat het is om op weg te zijn.

Met zo veel vluchtelingen veronderstel je al snel dat ook het aantal oorlogen is toegenomen. Niets is minder waar. In de geschiedenis van de mensheid waren er nog nooit zo weinig oorlogen. Ook waren er nog nooit zo weinig oorlogsslachtoffers. Tijdens Godfrieds kruistocht stierven 1,5 miljoen mensen op de 350 miljoen. En die kruistocht was nog maar een van de vele oorlogen van dat moment. In 2020 vielen 70.000 oorlogsdoden op een wereldbevolking van 7,8 miljard mensen.

Dat er zo veel vluchtelingen zijn, heeft dan ook een heel andere oorzaak. In eerdere tijden kon je simpelweg niet vertrekken. Je had dan ook geen andere keuze dan af te wachten wat komen ging. Nu pak je het vliegtuig, de auto of de trein naar een naburig land. Of je laat je smokkelen richting Israël, Turkije of Europa.

Miteinander

In Linz, Oostenrijk, logeer ik drie dagen bij Christine. Ze vindt het heerlijk om nieuwe mensen te leren kennen. En ik vind het heerlijk om met haar te praten. Maar wat is Christine somber. Over het milieu en ongelijkheid, over oorlog en misdaad, over populisten en terroristen. Op de laatste avond klap ik mijn laptop open. Samen duiken we in de data.

Voor het eerst ziet Christine dalende aantallen oorlogsdoden en dalende aantallen klimaatdoden. Ze ­verbaast zich over dalende honger, dalende armoede en groeiende vrouwenemancipatie. Ze lacht als ze hoort over toenemende acceptatie van queers en een wereldwijde verdubbeling van het aantal natuurparken. Miteinander, het lied dat ze bij ons afscheid zingt, bewaar ik in mijn hart: “Befällt uns das Verzagen, so müssen wir’s verjagen.” Voelen we wanhoop, laten we die dan verjagen.

Meer lezen?

Tekst en fotografie Ralf Bodelier

Promotional image Promotional image

13 t/m 19 maart

Een week voor jezelf

Een uurtje per dag in je eigen tijd, met extra tips en live momenten via Instagram.

ZO DOE JE MEE