Parijs, daar gebeurde het in de roerige jaren twintig. Kunstenaars, fotografen, musici en veel vrouwelijke schrijvers uit de hele wereld vestigden zich massaal op de linkeroever van de Seine.
Wat waren destijds de roddels, wie was er verliefd op wie, welke literaire salons waren er en wie kwamen daar samen? De jaren twintig zijn een heel geliefd onderwerp in de filmwereld. De Oscarwinnende zwart-witfilm The artist speelt zich in die periode af en ook Woody Allen gaat terug naar de jaren twintig met zijn Midnight in Paris.
In deze film belandt de Amerikaanse schrijver Gil onverwacht in de Parijse années folles, de ‘uitzinnige jaren’. Hij dompelt zich onder in het bruisende nachtleven, waagt zich aan de Charleston en ontmoet zijn literaire helden Ernest Hemingway, Scott F. Fitzgerald en Gertrude Stein en de kunstenaars Man Ray, Salvador Dalí en Pablo Picasso.
Hoewel de film geromantiseerd is, bevonden deze legendarische figuren zich allemaal echt in het Parijs van toen. Vernieuwing vierde hoogtij in de lichtstad, het barstte er van de creativiteit en er werd volop geëxperimenteerd. Kunstenaars, schrijvers, fotografen en musici uit de hele wereld vestigden zich massaal op de Rive Gauche, de linkeroever van de Seine. Daar waren de huren laag en de cafés en restaurants talrijk.

De terrassen van Le Dôme, La Coupole en Café de Flore stroomden vol bohemiens, onder wie veel Amerikanen. In de documentaire Paris was a woman uit 1996 kijkt de Amerikaanse journalist Janet Flanner terug op die tijd: “We leefden groots met weinig geld. Wijn was zo goedkoop, het eten was fantastisch. Er hing een geweldig gevoel van opwinding in de stad, vol van schrijven en literatuur.”
Dromen van roem
Als jonge dertigers waren ook Janet en haar nieuwe geliefde, de journalist en schrijver Solita Solano, voor de lokroep van Parijs gezwicht. In 1922 besloten de twee vrouwen samen een nieuw bestaan in de lichtstad op te bouwen, en ze lieten hun echtgenoten in Amerika achter. Ze vestigden zich in een hotel in de wijk Saint-Germain-des-Prés, om de hoek van hun nieuwe stamcafé Les Deux Magots.
Vele uren zwierven ze door de stad. Naar de vlooienmarkt, langs boekenstalletjes aan de Seine of naar een buurtrestaurant voor een maaltijd met couscous. Maar de middagen werden steevast gevuld met schrijven. Want, stelde Janet in haar memoires, net als veel collega-expats hadden zij een droom: heel snel een beroemd schrijver worden.
Janet publiceerde daadwerkelijk een roman, maar onsterfelijk werd ze door haar werk als columnist voor The New Yorker. Vanaf 1925 schreef ze onder het pseudoniem Genêt de column Letter from Paris, waarin ze het Parijse culturele leven onder de loep nam.
- De rest van het verhaal kun je lezen in onze nieuwste special Women that matter.
Tekst Caroline Westdijk Fotografie Getty Images