Welke vijf boeken zijn dichter en schrijver Joost Oomen altijd bijgebleven? Van ‘kwikzilverachtige’ gedichten tot een ‘mal en toch mooi’ boek. Deze boeken maakten een grote indruk op Oomen.
Joost Oomen wordt ‘gewoon erg enthousiast’ van lezen. “Dat je met een paar zwarte streepjes op papier in de hoofden van mensen die daarnaar kijken enorme beelden kunt oproepen! Dat ís toch verbazingwekkend?” Hij leest veel: ’s ochtends vooral poëzie. “Samen met twee vriendinnen heb ik een poëzie-account op Instagram: @poezieiseendaad. Daarop plaatsen we iedere dag een gedicht. Dus ik ben altijd op zoek naar goede gedichten.” ’s Avonds voor het slapengaan leest hij romans.
Wel een beetje jammer is dat lezen niet echt meer alleen ontspanning voor hem is. Hij wil er eigenlijk altijd iets van leren. “Schrijven is zo belangrijk in mijn leven dat het lezen daarvan in dienst staat. Bij alles wat ik lees, denk ik: hoe heeft de schrijver dit gedaan? Kan ik het gebruiken voor mijn eigen werk? Ik word nooit meer helemaal meegesleept door een boek, zoals vroeger. Ik ben jaloers op mensen die dat wel hebben.”
De 5 boekentips van Joost Oomen
-
Verzamelde gedichten – Lucebert
“Lucebert was de eerste dichter die ik las, dat was rond mijn vijftiende. Toevallig stond Van de afgrond en de luchtmens, een bundeling van zijn eerste vier dichtbundels plus een korte biografische schets, in de kast van mijn ouders. In die tijd was ik als drummer erg met jazz bezig en als je daarvan houdt, is de stap naar poëzie redelijk klein. Ik snapte toen natuurlijk geen ene fluit van Luceberts gedichten, als ongeoefende poëzielezer gingen veel beelden mij boven de pet. Maar het ritme dat erin zat, pakte ik makkelijk op.
Ik vond het gaaf dat je zoiets kon doen met taal. Ook de biografische schets was zeer aan mij besteed. Interessant, dat dichterschap, dacht ik, volgens mij kun je daar ook veel feesten aan beleven. Het werk van Lucebert triggerde me om zelf ook van alles te gaan schrijven. Het was het vonkje van mijn dichterschap.”
-
In goed en kwaad – Verzameld werk – Fritzi Harmsen van Beek
“Ik was ook vrij jong toen ik het boek Jagtlust van Annejet van der Zijl las, over het huis waarin Fritzi Harmsen van Beek in de jaren vijftig en zestig woonde. Daarna ben ik ook Fritzi’s werk gaan lezen en dat was nog veel fantastischer dan ik me had voorgesteld. Net als Lucebert is ze heel oorspronkelijk, maar waar hij dan soms enorm op de pauken slaat, is Fritzi veel preciezer. Haar gedichten zijn zo lenig en kwikzilverachtig. Van Fritzi leerde ik dat je met lichte woorden een groter effect kunt sorteren en daarmee een prettiger stijl kunt ontwikkelen dan wanneer je alleen maar zware woorden gebruikt.
Tijdens de pandemie heb ik met twee vrienden op de fiets een pelgrimage gemaakt naar Jagtlust. Het huis is nu privé-eigendom van de een of andere chique madam. Via een gat in de heg konden we stiekem het terrein op, maar we mochten niet binnenkijken.”
-
Forel vissen in Amerika – Richard Brautigan
“Deze roman las ik toen ik net begon met proza schrijven en nauwelijks een idee had van hoe dat moest. Brautigan was toen heel inspirerend. Hij gebruikt de wetten van de poëzie om proza te maken en dat doet hij zo fenomenaal goed dat er in mijn hoofd een knop omging: zo kan het dus ook. Het is een mal en toch mooi boek, lastig om uit te leggen wat het zo goed maakt. Het hoofdpersonage heet soms ‘Forel vissen in Amerika’, maar soms ook niet; andere keren zíjn ze gewoon aan het forel vissen in Amerika.
Brautigans metaforen zijn krankzinnig. Dat spreekt me aan, maar het lukt me zelf nog steeds niet om dat ook te doen. Hij is experimenteel bezig, maar op een natuurlijke manier, zonder dat het een beginnende lezer zou afschrikken. Ik denk dat iemand van vijftien dit boek ook prima zou kunnen lezen. Zo wil ik ook schrijven: experimenteel en toch begaanbaar.”
-
Franny en Zooey – J.D. Salinger
“Salingers stijl is veel kaler dan die van mij. Hij schrijft bijna filmisch op wat hij ziet, dat vind ik er zo goed aan. Hij toont weinig van de binnenwereld van zijn personages, en toch leer je die binnenwereld heel goed kennen door wat de personages doen en zeggen, en door de beschrijving van de omgeving waarin ze zich bewegen. Dat vind ik knap: dat je een omgeving weet te boetseren waaruit de lezer veel kan opmaken over personages zonder je dat letterlijk hoeft te vertellen.
Als ik het gevoel heb dat ik te veel uitleg, lees ik een stukje Salinger en ben ik weer op het rechte pad. Ik pak sowieso tijdens het lezen graag even een boek van een andere schrijver uit de kast. Daar wordt mijn werk altijd beter van. Net zoals je bij het maken van een tomatensaus er op het laatst wat balsamicoazijn in druppelt. Dat doet Salinger voor mij.”
-
Poëzie van de Azteken - H.C. ten Berge
“Weer poëzie, daar hou ik nu eenmaal van. Dit is een bundel met veertien gedichten van de Azteken, vertaald door H.C. ten Berge: kale poëzie, gered door een Spaanse monnik die in de veertiende eeuw met een vragenlijst door Mexico reisde – zeven jaar nadat de conquistadores daar waren binnengetrokken. Toen leefden er nog vrij veel Azteken aan wie hij vragen kon stellen. Op die manier heeft die monnik veel kennis verzameld, waaronder deze gedichten, die verschrikkelijk mooi zijn.
Het bijzondere is dat die dichters van toen geen idee hadden van Lucebert of Hooft of wie dan ook, maar toch gebruikmaakten van dezelfde poëtische structuren als waarmee ik nu werk. Blijkbaar is gedichten maken iets universeels. Dat vind ik zowel raar als leuk en spannend. Het is kicken om poëzie te lezen van dichters die eeuwen terug op een ander continent leefden, en een verwantschap met hen te voelen.”
Meer lezen
- 6 tips om weer verliefd op lezen te worden.
- Luisteren naar een boek: wat maakt dat nou anders dan ‘echt’ lezen?
- René schrijft gedichten in ‘supernormaal Nederlands’.
Interview Liddie Austin Fotografie Danique van Kesteren Styling Anne-Marie Rem
Gepubliceerd op 17 januari 2024