Tegengeluid
Er stond afgelopen week een stuk in de New York Times. En dat heette: Let’s celebrate the art of clutter. Het was een ode aan alles wat je in een mensenleven je huis insleept. Maar vooral aan al die voorwerpen die je met veel liefde verzamelt, koestert, bewondert, uitstalt, en later misschien doorgeeft aan je kinderen.
De schrijfster is journaliste Dominique Browning. Ze hekelt de industrie die aan het ontstaan is rond ontspullen. Ze heeft het over dwingende boeken die zeggen dat je niet goed bezig bent als je veel spullen hebt. Over coaches die zeggen dat ontspullen de weg naar geluk is. En over spullen die je moet kopen omdat ze je juist helpen om te ontspullen. “Ik heb geen zin om mezelf een enorme neurose aan te laten praten,” schrijft ze opstandig. Want Dominique is gek op haar verzamelingen en voorwerpen die ze in de loop van haar leven bij elkaar heeft gebracht. Ze heeft veel boeken, veel schilderijen, veel servies. Waarom in godsnaam, zo vraagt ze zich af, zou ik afstand moeten doen van al mijn prachtige spullen? “I am not done with my things. I love them, in fact, more and more each year, as I recollect the journey that brought us together. I will cherish them, till death do us part.” En ze schrijft vervolgens smakelijk over haar liefde voor alles wat in haar huis staat. De boeken in haar boekenkast. Het te dure linnen tafelkleed. Spullen die ze wil nalaten aan haar kinderen, zodat ze op die manier altijd een beetje in het leven van haar kinderen zal zijn als ze er niet meer is.
Kortom, Dominique heeft het he-le-maal gehad met types als Marie Kondo. Ze zegt: eigenlijk is het met ontspullen net als met lijnen. Het lukt even maar je weet nu al dat het niet voor altijd is. Het is kansloos.
Ik moest er wel om lachen. Want ik denk dat ze wel een beetje gelijk heeft. Ook ik twijfel van tijd tot tijd aan de noodzaak van onstpullen. Gewoon, omdat ik iemand ben die de ene dag vindt dat ik suikervrij moet eten, en de dag erna een Tony Chocolonely reep voor mezelf koop. Die de ene dag anti-stad is (te vol, te veel, te druk) en de andere dag zielsgelukkig over de Grote Markt van Haarlem fietst. En die de ene dag besluit dat er geen margarine het huis meer inkomt (ergens gelezen, het moet roomboter zijn) en dat een week later alweer vergeten is. Ik ben gewoon zo’n hoe-de-wind-waait-type, en hebt nooit iets gehad met dat hele rigide.
Toch denk ik dat Dominique in haar betoog voorbijgaat aan een belangrijk onderdeel van ontspullen. Namelijk dat de ontspuller niet per se tegen spullen is. En ook niet per se in een leeg huis hoeft te wonen. Ze vinden het alleen fijner om het fenomeen spullen te herwaarderen, en stoppen geld liever in dingen doen dan in nog meer spullen kopen. Ik ben nog steeds blij dat ik wat geld en tijd overhoud, nu ik wat bewuster nadenk over wat ik koop en waarom. Wat ik bewaar en waarom. Maar in één ding ben ik het helemaal met haar eens. Net zoals ik gek word van foodies die te pas en te onpas hun food rules prediken, vind ik het ook onzin om mensen die van spullen houden een schuldgevoel te bezorgen. Gewoon lekker spullen kopen, als je dat leuk vindt. Het mag van mij. En van Dominique mag het al helemaal.
Astrid is samen met Irene de oprichter van Flow. Ze woont samen en heeft twee kinderen. Ze schrijft elke dinsdag over de zin en onzin van ontspullen.