Schrijver Tatjana Almuli was gewend geraakt aan de muur om haar heen. Nu gaat ze haar gevoelens niet langer uit de weg. Deze keer: waarom je je niet hoeft te verzetten tegen je tranen.
Het was na elven, samen met een goede vriendin wachtte ik op de metro op een tochtig station in Londen. We hadden net een liveshow bijgewoond van een van onze favoriete schrijvers, Dolly Alderton. Haar horen spreken over daten als dertigplusser, je eigen stem vinden in schrijven, onaangepast durven zijn, resoneerde bij ons allebei.
Jankerd
We hadden elkaar tijdens de show meer dan eens aangekeken met een blik van ontroering op ons gezicht. Het was koud in de ondergrondse, we zaten dicht tegen elkaar aan een beetje na te praten, toen ik zei: “Echt fijn dat jij ook zo’n jankerd bent.” Ik bedoelde het niet verkeerd, toch reageerde mijn vriendin defensief: “Dat valt wel mee, hoor. Je hebt me nog maar drie keer zien huilen of zo, jij bent veel erger.” Ik moest een beetje lachen, maar schrok ook van haar verdedigende houding. Waarom is huilen nog altijd iets waar je je tegen moet weren? Natuurlijk gebruikte ik het woord ‘jankerd’ spottend – en ik weet ook heus dat huilen niet per se een positieve connotatie heeft voor de meeste mensen, mijzelf incluis tot een paar jaar terug.
Flink zijn
Ik herinner me een juf op de basisschool. Zodra er iemand huilde, of het nu was om een gebutste knie tijdens het tikkertje spelen of wanneer er heimwee was tijdens een schoolkamp, waren haar woorden: “Niet huilen, je bent geen baby’tje meer, je bent groot. Je wilt toch flink zijn?” Ja, we wilden allemaal flink zijn, dus werden er heel wat tranen ingeslikt of gauw weggeveegd in de hoop dat niemand ze zag. Ook herinner ik me een baantje waar mijn leidinggevende regelmatig in huilen uitbarstte, dan rolde ik met mijn ogen naar een andere collega omdat ik haar zó onprofessioneel vond.
Mijn eigen tranen
Maar ik herinner me ook mijn eigen tranen, ze kwamen zo’n anderhalf jaar lang bijna dagelijks. Ik schreef een boek over mijn overleden moeder en de rouw die ik jarenlang had buitengesloten, kwam los. De tranen dienden zich aan tijdens gesprekken met vrienden, tijdens wandelingen in een bevroren bos, tijdens een intervaltraining in de sportschool, tijdens nachten wakker liggen in bed, tijdens een vrijpartij, tijdens ieder bewaakt en onbewaakt moment. Eerst verzette ik me ertegen, vooral buitenshuis, want onhandig, die natte wangen en mascaravegen onder mijn ogen, en ongemakkelijk, die meewarige blikken van dierbaren en willekeurige passanten.
Maar wanneer je zo lang zo veel huilt, kun je bijna niet anders dan je eraan overgeven. Het heeft me bevrijd van het idee dat huilen zwak is en je gevoel inslikken sterk zou zijn. Mijn houding tegenover huilen is inmiddels neutraal, voor mij is het net als lachen een basale vorm van expressie. Stel je voor dat je de hele tijd je lach inhield of wegduwde, dat zou toch onnatuurlijk voelen? Waarom doen we dat dan nog wel zo vaak met huilen?
Tranen van geluk
Inmiddels is het bijna een jaar later. Na ons gesprek in de Londense metro hebben mijn vriendin en ik heel wat keren samen gehuild: tijdens concerten en films, op eerste kerstdag toen we samen familieloos in ons joggingpak op haar bank lagen, toen mijn kat ons wakker kwam maken op een brakke zondag en die keer dat een zin in een boek ons allebei op hetzelfde moment raakte. Onze band is sterker geworden nu we ook in alle vrijheid deze vorm van expressie samen kunnen delen. En gelukkig zijn het ook vaak genoeg tranen van de slappe lach die we van onze wangen vegen. Die zullen altijd mijn lievelingstranen zijn.
Meer lezen
- Maaike huilt #5: huilen om de natuur.
- Het omarmen van tegenslag draagt bij aan een positieve geest, blijkt uit onderzoek.
- Gedicht van de week #18: Tranen.
Tekst Tatjana Almuli Fotografie Danique van Kesteren
Gepubliceerd op 16 maart 2024