De grootste liefdeslessen leer je van je ex: 6 inzichten

De grootste liefdeslessen leer je van je ex, weet schrijver Fen Verstappen uit ervaring. Want — hoe droevig ook — achteraf krijg je pas helder wat er gebeurde in jullie relatie. Zes inzichten.

In de maanden die op de scheiding volgden, gingen mijn ex en ik op zoek naar het zelf waarvan we dachten dat het ondergesneeuwd was geraakt door ons huwelijk. Hij begon met mediteren, blies oude vriendschappen nieuw leven in en stortte zich op zijn kunst. Ik kocht een bank die ik mooi vond, organiseerde wandelingen met mensen die ik graag beter wilde leren kennen en las eindelijk weer boeken.

De communicatie beperkten we tot een smalle streep aan praktische mededelingen rondom de kinderen, en ondertussen probeerden we ons bevrijd te voelen van een juk. Probeerden we ons in te beelden dat er een verstikkende deken van onze identiteit was geworpen en we eindelijk weer onszelf konden zijn – een zelf dat we ooit waren geweest vóórdat we twintig jaar geleden onze relatie beklonken op een museumtrap in Brussel.

En natuurlijk, de maanden na ons telefoontje leverden me een mooi ingericht huis op waar ik trots op was, en spannende nieuwe ontmoetingen waarvan ik opleefde. Het leverde mijn ex prachtig nieuw werk op, net als goede gesprekken en veel rust in zijn hoofd. Maar wat vooral hard bleef ­sluimeren onder al die noeste pogingen tot authenticiteit en onafhankelijkheid, was een allesverterend gevoel van gehavend zijn.

Wie waren wij eigenlijk, zonder elkaar? In verbinding met de anderDat het afscheid nemen van een partner zo in je identiteit hakt, is niet gek, vertelt relatietherapeut Esther Perel in de aflevering Relationships and how they shape us van de podcast Feel Better, Live More. In lijn met het dialectische denken van de filosofen Georg Hegel en Karl Marx (en recht tegenover het ‘essentiële’ denken, over identiteit als zelfstandige kern) houdt zij al jaren een pleidooi voor een ‘relationele’ benadering van onze identiteit.

Volgens Perel is er helemaal niet zoiets als een ‘zelf’ dat losstaat van de relaties die we met andere mensen aangaan – en is er dus ook helemaal geen onafhankelijke kern om naar terug te keren als die relaties spaak lopen of je om een andere reden ontvallen. We ‘zijn’ simpelweg in de interactie met de mensen om ons heen.

En natuurlijk kom je als mens ter wereld met een bepaald temperament, en met een zekere genetische aanleg. Maar wie je daarna wordt, je identiteit dus, wordt volgens Perel gereflecteerd in – en gemanifesteerd door – de verbinding met de ander.

Je bent het slimme, koppige kind van je vader. De altijd beschikbare, empathische uitvalsbasis voor je beste vriend. De onvermoeibare en soms kritische toehoorder van je partner. Je bent de vriendelijke buur, de betweterige collega, de betrouwbaar ogende voorbijganger in de supermarkt die gevraagd wordt om even op een kleuter te letten.

In al die interacties met anderen geef je jezelf op een nieuwe manier vorm en leer je jezelf op een nieuwe manier kennen – zelfs als die interacties zich alleen maar in je hoofd afspelen. En ál die vormen van jezelf in relatie tot de ander, vormen de optelsom van wie jij bent.

Over rituelen en risico

Deze relationele definitie van identiteit heeft volgens Perel consequenties voor de manier waarop we zouden moeten nadenken over onze relaties. Zo stelt ze onder andere dat het onzin is om te eisen dat je jezelf ‘eerst goed leert kennen’ voordat je een relatie met iemand instapt – want een nieuwe relatie levert sowieso een nieuwe dynamiek op, en schijnt een nieuw licht op wie je bent.

Ook wijst ze op het belang om tijdens een relatie gefocust te blijven op een gezonde balans tussen voldoende rituelen (om de interactie met de ander veilig en voorspelbaar te maken) en voldoende risico (om te zorgen dat het wel een interactie tussen twee individuen blijft, en niet te symbiotisch wordt). Dat klinkt allemaal heel aannemelijk en bruikbaar, maar voor mijn ex en mij kwamen deze wijze inzichten te laat – als het huwelijk met deze Perelse blik al te redden was geweest.

Toch, dacht ik toen ik toen ik een half jaar na de scheiding nog steeds met een geamputeerde ziel onder mijn arm rondliep, zou de opvatting van Perel ook consequenties kunnen hebben voor de manier waarop we relaties uit stappen – en op hoe we reflecteren op de mensen met wie we intieme verbintenissen zijn aangegaan.

Als een rol in een toneelstuk

Het wordt tijd dat we afstand nemen en onszelf terugvinden, had mijn ex door de telefoon gezegd, in aanloop naar zijn definitieve vertrek uit onze gezinswoning. En dat had aannemelijk geklonken.

Steeds vaker had ik me bij hem een zeikerd gevoeld, met mijn eindeloze gebedel om een eerlijke verdeling van het gezinsjuk, om af en toe een schone dekbedhoes, om een maandelijks etentje samen en af en toe een nieuwe vraag, een nieuwe aanraking. En steeds vaker voelde hij zich de chronische oen die het nooit goed genoeg kon doen.

De identiteiten die we in onze relatie hadden aangenomen, waren ons steeds meer gaan beknellen, waren ons steeds minder gaan bevallen, en in dat kielzog volgde het geruzie, het gezwijg, het geklooi buiten de deur, het gelieg.

‘Het moment waarop je ontdekt dat je een rol in het toneelstuk hebt gekregen waarvoor je nooit vrijwillig auditie hebt gedaan,’ noemt Perel dat. En dat werd, zoals voor veel mensen, het moment waarop we besloten dat het tijd was voor nieuwe rollen, voor een nieuwe speelvloer, voor een resolute stap uit ons huwelijk.

Maar een afschuwelijke stap was het ook. Als ik dacht aan onze allereerste woning bijvoorbeeld: een slecht geïsoleerde zolder in Amsterdam-­Zuid, waar verwarming ontbrak en waar we vier maanden per jaar in winterjas onze tentamens moesten voorbereiden. Het was afschuwelijk als ik dacht aan de buitenaardse eerste ontmoeting met onze oudste dochter, een wit besmeerd kindje gekoesterd op mijn buik en onder zijn handpalm.

Het was afschuwelijk als ik dacht aan de eerste grijze haren die ik tijdens een aflevering van The office met een pincet en een zaklamp uit zijn kruin had getrokken, en zeker ook als ik dacht aan alle etentjes met vrienden, waarna we zonder iets te zeggen naar huis waren gefietst, terug naar ons nest, in de wetenschap dat ons precies dezelfde dingen waren opgevallen die avond. “Gordijnkwasten,” hoefde ik dan alleen maar te zeggen, en dan moesten we allebei heel hard lachen.

Aan het slot van onze relatie waren we in rollen verzand waarmee we ons niet graag meer identificeerden, maar het lag me zwaar op het hart te zien wat er vaak uit de relatiebreuken om me heen voortvloeide: juridisch getouwtrek, zwartmakerij, doorkliefde vriendengroepen, jarenlange koude oorlogen. En zeker, het laatste jaar samen was klote – hij een overspelige klootzak, ik een hysterisch zeikwijf – maar alle jaren daarvoor was ik in relatie met mijn ex iemand geweest op wie ik hartstikke trots was.

Iemand met wie je blijkbaar goed kon samenwonen en met wie je kinderen wilde krijgen, iemand aan wie je tijdens het kijken van een televisieserie belangrijke ingrepen aan je kapsel kon toevertrouwen, iemand om wie je kon lachen. Als deze relatie zo’n omvangrijk deel van mijn, van onze identiteit had bepaald, moesten we er na onze breuk dan niet juist voor zorgen dat we het narratief op een liefdevolle manier zouden voortzetten, zodat we dat belangrijke deel van onszelf niet verloren hoefden te laten gaan?

Trots op het verhaal

‘De kwaliteit van de relaties die we met mensen aangaan, definieert de kwaliteit van onze levens,’ zegt Perel. ‘Uiteindelijk gaat het erom hoe mensen je herinneren, om de manier waarop je in hen voortleeft: dát bepaalt het ultieme verhaal van het leven dat je hebt geleid en van de betekenis die je voor anderen hebt gehad.’

Zes maanden na onze scheiding nodigde ik mijn ex uit om te praten. “Mooie bank,” zei hij toen hij binnenkwam, en toen gaf hij onze dochters zeshonderd zoenen. “Ik heb mezelf teruggezocht,” zei ik. “Maar ik kwam niet verder dan mijn enkels.”

Hij moest er een klein beetje om lachen, en toen gingen we zitten en vertelde ik over wat ik allemaal van Esther Perel had gelezen de afgelopen tijd. Dat ik nog steeds boos was over zijn gelieg, en dat hij mij nog zeker een half jaar mijn hysterische reactie daarop mocht nadragen, maar dat het me helemaal geen goed idee leek om definitief afstand te nemen. Om definitief afscheid te nemen van de betekenis die we twintig jaar lang aan elkaars bestaan hadden toegekend.

Wel nu, wel voorlopig, om te wennen aan de nieuwe rollen die we moesten aannemen in elkaars leven, en ook om de grootste boosheid en kwetsuren te laten zakken. Maar daarna leek het me goed om te investeren in een nieuw soort relatie, een relatie tussen twee mensen die misschien geen huis of bed meer deelden, maar wel genegenheid, humor, esthetische fijngevoeligheid, een heel lange geschiedenis en twee prachtige kinderen.

Zodat we niet alleen trots konden zijn op wie we zo lang geweest waren bij elkaar, maar ook trots konden blijven op het verhaal van onze verstandhouding. Ik vroeg mijn ex wat hij daarvan vond. En wat hij daarvoor nodig had. Hij dacht na. En toen zei hij: “Misschien kunnen we iedere maand een keer met z’n vieren eten ergens.”

De kinderen waren naar boven gelopen, en stonden in de badkamer te kletsen over hun favoriete bruisbal. “En later, als er misschien nieuwe partners komen, dan praten we samen over hoe dat voelt, en hoe we dat willen doen met de kinderen. En dan, als het een beetje gewend is, dan nodigen we ze na verloop van tijd uit om gezellig mee te eten.”

Een balans tussen voldoende ritueel en voldoende risico, zei Perel over het succesrecept voor een goede relatie. Ik wist niet of de persoon die ik na mijn scheiding was geworden ertoe in staat was. Maar ik hoopte met iedere vezel van mijn wezen van wel.

Lees meer

Tekst Fen Verstappen Fotografie Joseph Chan/Unsplash.com

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN