Struinen over de Ponte Vecchio in Florence, vanaf een bankje kijken naar de Catedral de Santa María de la Sede in Sevilla of fietsen over de boulevard van Valencia. Een stadspsycholoog experts vertelt waarom je blij wordt van een stadsbezoek tijdens je vakantie.
Tekst Saskia Decorte/Psychologie Magazine Fotografie Jonathan Körner/Unsplash
Gepubliceerd op 20 augustus 2024
1. Domweg gelukkig op het Piazza Navona
Met verwondering naar een stad kijken doen we vooral op vakantie. Of je nou met een plattegrond rondloopt of zomaar wat ronddwaalt, na iedere bocht kun je worden verrast door een smoezelige steeg of een gezellig plein. Hetzelfde plein waar je een week later gedachteloos weer naartoe loopt voor een drankje in de zon.
Wat maakt eigenlijk dat je dat plein zó gezellig vindt dat je het steeds weer opzoekt? Kunnen bepaalde plekken in de stad, zonder dat we dat zelf in de gaten hebben, invloed hebben op ons humeur en zelfs op hoe we ons gedragen? Jazeker, zegt ‘stadspsycholoog’ Sander van der Ham. Bij Stipo, een onderzoeks- en adviesbureau voor stedelijke ontwikkeling, onderzoekt hij hoe de stedelijke omgeving onze gemoedstoestand beïnvloedt. “Natuurlijk verschilt het per persoon wat je prettig vindt, en welke associaties je hebt bij een bepaalde plek.” De fontein waar je geliefde je ten huwelijk vroeg, voelt natuurlijk anders aan dan de straathoek waar je portemonnee werd gerold. “Maar er zijn ook een aantal algemene ‘regels’ die bepalen of we ons bijvoorbeeld ergens fijn voelen, hoe snel we erlangs lopen, en of een plek veel criminaliteit aantrekt.” Want ook al heeft iedereen zijn eigen herinneringen bij plekken in de stad, het is vast niet helemaal toevallig dat je geliefde juist die fontein uitkoos om op de knieën te gaan: in een donkere steeg had hij dat wel uit zijn hoofd gelaten.
2. Kleine ontmoetingen op het terras
Stadspsycholoog Sander van der Ham: “Op een plein zitten we het liefst aan de randen, en bij een beeld of een fontein zitten we met onze rug ernaartoe; het geeft beschutting als er niet te veel mensen achter ons langs kunnen lopen. Goede zitplekken zijn belangrijk voor ons gevoel van ‘stedelijke warmte’. Hoe ‘warm’ een plek in de stad aanvoelt, hangt in de omgevingspsychologie niet af van de temperatuur, maar van hoeveel contact we er kunnen maken met anderen. Sociologen hebben de stad heel lang gezien als een anonieme plek, waar mensen geen contact met elkaar maken. Maar dat klopt niet altijd: ook in de stad kun je oogcontact krijgen met een onbekende, flirten, of reageren op een opmerking van degene naast je. Plekken waar we wat langer blijven, zoals banken en terrassen, nodigen het meest uit tot oogcontact of een praatje. De kans op dat soort kleine ontmoetingen is trouwens groter als de banken niet naast elkaar staan, maar zo zijn neergezet dat mensen elkaar kunnen zien.”
3. Een klaterende fontein
“Als er een fontein is, zitten we daar het liefst zo dicht mogelijk bij in de buurt. Uit onderzoek door onder anderen de Nederlandse sounddesigner Kees Went blijkt dat we een voorkeur hebben voor natuurlijke geluiden, zoals stromend water of ruisende bomen. Een klaterende fontein overstemt als het ware minder prettige geluiden, zoals autoverkeer, en is daarom rustgevend. Het is niet erg als een stad druk is, als er maar genoeg kleine oases zijn, zoals pleinen en parken, waar we van die drukte kunnen herstellen.”
4. Verlichting van verschillende sterktes
“Licht heeft invloed op hoeveel persoonlijke ruimte we nodig hebben: we houden meer afstand tot elkaar als er veel licht is. Veel straatverlichting kan een straat veiliger maken, maar het kan ook averechts werken: in een drukke uitgaansstraat bijvoorbeeld kan het juist agressie uitlokken wanneer mensen meer ruimte nodig hebben dan er is. Als het druk is, werkt wat zachter licht daarom vaak beter. Bij gedimd licht – vaak in restaurants het geval – houden mensen minder afstand tot elkaar en gaan ze zachter of zelfs minder praten.”
5. Kerktorens als wegwijzers
“Kerktorens en andere herkenningspunten geven een richting aan, een doel waar je naartoe kunt lopen. En dat is fijn, want zo raak je minder snel je oriëntatie kwijt. Stedenbouwkundig ontwerper Kevin Lynch vroeg in een klassiek onderzoek aan proefpersonen om hun eigen stad te tekenen met hun huis als middelpunt. Vijf elementen bleken op iedere tekening voor te komen: de belangrijkste wegen, kruispunten, de randen van de stad, wijken, en markante punten zoals kerktorens, het postkantoor of een mooi gebouw. Dat zijn bovendien de punten die anderen kunnen herkennen en die we dus ook gebruiken als we anderen de weg wijzen.”
6. Mysterie in de stad
“Omgevingspsychologen Steven en Rachel Kaplan van de universiteit van Michigan onderzochten in wat voor soort omgeving we het beste herstellen van mentale vermoeidheid, en concludeerden dat we dat vooral doen op plekken waar verschillende elementen, zoals water, groen en ontmoetingsplekken, met elkaar in evenwicht zijn. Aan de andere kant moet die omgeving zó fascinerend zijn dat onze aandacht er vanzelf naartoe wordt getrokken. Dat is vooral in de natuur het geval – uit onderzoek blijkt dat we in een groene omgeving sneller herstellen – maar ook op sommige plekken in de stad. Straatartiesten trekken onze aandacht en maken de omgeving daardoor interessanter. En dat is goed voor ons. Een beetje mysterie is ook wel prettig, omdat het een stad fascinerender maakt. Daarom hoeft niet alles met wegwijzers te zijn aangegeven; we willen ook zelf iets kunnen ontdekken. Maar te weinig wegwijzers is ook niet goed: we willen niet verdwalen of in de war raken.”
7. Voortuintjes en terrassen
“Voortuintjes zijn een voorbeeld van een overgangsgebied tussen publieke en privéruimte – in de omgevingspsychologie worden ze hybride zones genoemd. Straten die veel van dat soort overgangsgebieden hebben, vinden we niet alleen mooier; we voelen er ons ook beter in, laat onderzoek van onder andere Stipo zien. Vooral als mensen zo’n voortuin of het stoepje voor hun huis een persoonlijk stempel meegeven, zoals met bloempotten en bankjes. Uit een klassiek onderzoek blijkt zelfs dat hoe meer van dat soort persoonlijke spullen er bij de ingang van een huis staan, hoe kleiner de kans is op vandalisme en inbraak, omdat je daarmee duidelijk het signaal geeft: dit is van mij. Een bijkomend voordeel is dat hoe meer tijd je doorbrengt in je voortuin, hoe meer contact je maakt met de buren. Zo krijg je eerder een sociaal netwerk in de buurt, en uit ander onderzoek blijkt weer dat buurtbewoners zich daardoor gezonder en veiliger voelen.”
8. Oude gebouwen
“Oude gebouwen vinden we altijd fascinerender dan nieuwe. Als een gebouw meer dan zestig jaar oud is – of in ieder geval een stuk ouder dan wijzelf – vinden we dat interessant, en daardoor beoordelen we de omgeving ook als mooier. Oude binnensteden kan eigenlijk iedereen waarderen: niet omdat architecten vroeger mooiere gebouwen ontwierpen, maar vooral omdat de gebouwen oud zijn.” Als we meer weten over de ontstaansgeschiedenis van een plek gaan we die vanzelf interessanter en aangenamer vinden, toonde omgevingspsycholoog Ronald Hamel van de Universiteit van Amsterdam een paar jaar geleden aan. En die stijgende interesse geldt niet alleen voor oude steden waar je bijna struikelt over de geschiedenis, maar ook voor natuurgebieden en nieuwere wijken in de stad.
Dit is een ingekorte versie van een artikel dat eerder verscheen in Psychologie Magazine. Meer lezen? Ga naar Psychologie Magazine om niets te missen.