Wat een tuin voor je kan betekenen: júíst als ie klein is

kleine tuin

Een kleine en onwillige stadstuin maakte van journalist Rachel Lancashire een echte tuinier. Door te wroeten en gewoon wat te proberen, is er altijd hoop – en tijd voor reflectie.

Mijn kleine stadstuin ligt pal op het zuiden, maar omdat hij aan alle kanten is omgeven door hoge muren en gemeentegroen krijgt hij weinig zon. De aarde is er arm en droog, en als ik een plant of bloembol ingraaf, kom ik steevast Delfts blauwe tegeltjes, zeventiende-eeuwse bakstenen, pijpenkopjes, gemummificeerde sigaren, knopen, dierenbotten, aardewerk en glasscherven tegen.

De vorm van deze tuin kan het best worden omschreven als een scheef parallellogram met een driehoekige hap uit de ­linkerkant. Mijn tuin, vol slakken en pissebedden, is het tegenovergestelde van een vruchtbare groene rechthoek. Maar toch heeft dit kleine, moeilijke, onwillige tuintje een echte tuinier van me gemaakt.

Prima zo

Jarenlang was het een verwilderd lapje binnenstad van veertig vierkante meter met een groen uitgeslagen terras, een heggetje dat de buxusmot niet had overleefd, veel te groot geworden struiken en een schuurtje dat van ellende uit elkaar viel. Het was een grote bende, maar ik had er ook niet echt last van – en dus bleef de tuin niet meer dan een plek waar we in de zomer af en toe barbecueden of een opblaasbadje neerzetten.

Totdat ik een paar jaar geleden op een zonnige zaterdagmorgen besloot dat de acanthus zonder verdere plichtplegingen uit de border moest worden gegraven. Het was een prachtige plant met mooi diep ingesneden bladeren en statige bloemstaken, maar hij drukte al zijn collega-planten weg.

(Bijna) niet kapot te krijgen

Wie ooit heeft geprobeerd van een acanthus af te komen, weet dat het bijna onbegonnen werk is. Het is een plant met diepe, vlezige wortels die makkelijk afbreken – en elk stukje wortel dat in de grond blijft zitten, kan weer tot een nieuwe plant uitgroeien. Hij blijft terugkomen, dus je moet behoorlijk doortastend te werk gaan. Aan het eind van dat weekend had ik – met mijn blote handen om geen enkel stukje wortel te missen – een gat van een vierkante meter diep in mijn tuin gegraven.

Alles deed me pijn, maar de eerste stap was gezet. Het blijft natuurlijk een beetje raar dat ik met het om zeep helpen van een plant het tuinier-virus te pakken kreeg, maar dat is precies wat er gebeurde. Diezelfde week belde ik een stratenmaker om mijn terras recht te laten leggen, en een timmerman om een nieuw schuurtje te bouwen.

Het een gedijt, het ander niet

In de tijd die sindsdien is verstreken, probeerde ik uit te vinden wat er gedijt in mijn tuin. Zo was ik er vrij snel achter dat riddersporen zonder pardon worden opgegeten door slakken, maar dat monnikskappen – net zo elegant en net zo indringend paarsblauw – het juist weer prima doen. En dat aardbeien hier te weinig zon krijgen om echt mooi rood te worden, maar dat herfst­frambozen prima rijpen.

Van al het onkruid in de tuin leek de akkerdistel het hier verreweg het meest naar z’n zin te hebben. En dus plantte ik een artisjok – een verre achterneef – en die bleek de schrale grond op het enige echt zonnige plekje in mijn tuin inderdaad ook heel fijn te vinden. En met al die schaduw waren varens en klimop een voor de hand liggende keuze, maar dan wel bijzondere soorten die ik online opspeurde en ging halen bij kwekerijen aan de andere kant van het land.

Right time, right place

Alles wat hier groeit, doet dat omdat het zich hier thuis voelt, en niet omdat ik dat graag wil. “Right plant, right place,” zei de Britse tuingoeroe Beth Chatto altijd. En door dat advies ter harte te nemen werd mijn verwaarloosde stuk grond in twee jaar een echte tuin – een die niet alleen past bij deze plek, maar ook bij mij. Ik vind tuinieren namelijk heel leuk, maar veel tijd heb ik er niet voor.

Het is dan ook juist prettig om een kleine tuin te hebben, dat met al z’n beperkingen lekker overzichtelijk en behapbaar is. Ik kan het grotendeels aan z’n lot overlaten, of er naar hartenlust in rondscharrelen op momenten dat daar ruimte voor is.

Opgeruimd hoofd

De ruimte om er rond te scharrelen neem ik overigens steeds vaker. Ik heb het altijd fijn gevonden om buiten te zijn en de seizoenen te ervaren – en met sjouwen, bukken en graven krijg ik bijna ongemerkt flink wat beweging (die kan ik met mijn zittende beroep prima gebruiken).

Maar net zoals veel andere mensen besefte ik pas tijdens de pandemie dat in de tuin zijn vooral belangrijk is voor mijn hoofd. Volgens de Britse psychiater en schrijver Sue Stuart Smith is zorgen voor je tuin hetzelfde als zorgen voor je geest. In een interview in Flow beschrijft ze activiteiten die we doen in de tuin als intrinsiek mindfull:

“Je werkt met je handen, net als wanneer je aan het koken bent of iets creatiefs doet. Dit soort activiteiten geven je focus, waardoor je makkelijker in een flow raakt. Tegelijkertijd kan de geest ontspannen, en daardoor kunnen er ideeën opborrelen die misschien al een tijdje onbewust aanwezig waren. Of gedachten komen op dat moment ineens samen, waardoor er iets nieuws ontstaat.”

Uitstaan

Ik merk inderdaad dat ik dingen waar ik al een hele week mee rondloop en maar niet uitkom, eenmaal in de tuin rustig van alle kanten kan bekijken. Wiedend of snoeiend is het makkelijker om gedachten helemaal af te maken, en tijdens een paar uur in de tuin kom ik vaak tot inzichten die me de dagen daarvoor steeds ontglipten.

Binnenshuis lijkt het onmogelijk om de pauzeknop te vinden, maar als ik naar buiten stap, zet ik mijn hoofd daar probleemloos uit. Dus zodra ik merk dat de druk te hoog oploopt – of ik me verdrietig voel – ga ik in de tuin staan. Veel meer dan staan is het vaak niet, en meestal is het ook niet langer dan even.

Go with the flow

Een slenterrondje van vijf minuten langs de border is vaak genoeg om weer door te kunnen. Soms duurt het rondje wat langer, want dan word ik afgeleid door een snuitkever die het op de kamperfoelie heeft gemunt. Of ik pluk wat slakken uit de Oost-Indische kers. En soms loopt het rondje helemaal uit de hand, als ik me realiseer dat het meeste van wat op mijn to do-lijst staat, ook vanavond kan. Of morgen, of helemaal niet.

En dan verplaats ik de kogeldistel, bedenk ik dat het eigenlijk tijd is om duizendschoon te zaaien of zie ik dat er best nog een rijtje tegels uit kan om de border groter te maken. Op zulke dagen kom ik pas aan het eind van de dag de tuin weer uit. Ik zie er dan uit alsof ik achterstevoren door een composthoop ben gesleurd, maar in mijn hoofd ligt alles keurig op volgorde.

Mislukkingen horen erbij

En natuurlijk gaat het zo af en toe gillend mis. Er zijn grote boomtakken boven op mijn zaailingen gevallen, mijn favoriete salvia bevroor en de buurkat krabde bij het ondergraven van z’n drol ook meteen mijn zelfgekweekte boerenkoolplantjes omver. Maar als ik iets heb geleerd van tuinieren, is het wel dat mislukkingen en pech erbij horen.

Hoe klein mijn tuin ook is, hij geeft me een gevoel van continuïteit dat ik op weinig andere plekken krijg. Er is altijd hoop, er is altijd een plan, en ook in een tuin van veertig vierkante meter ben je bezig met investeren in de toekomst: je stopt niet iets in de grond als je niet het vertrouwen hebt dat daar in de toekomst iets moois uitkomt.

Klein maar fijn

Ik zou liegen als ik zei dat ik niet zo’n weelderige Engelse cottage garden zou willen met veel stokrozen, zon en goede grond, maar dat zo’n tuin hier simpelweg niet kan, is soms echt een zegen. Ik heb een gezin met pubers, een baan, een sociaal leven en af en toe de behoefte om niets te doen. En een grote, bewerkelijke tuin zou al gauw voelen als het zoveelste item op mijn to do-lijst.

Dat er zo veel níét kan in deze kleine tuin, is soms frustrerend, maar het dwingt me te focussen en creatief te zijn met de ruimte die er is. Medetuiniers hoor ik vaak verzuchten dat het werk in een tuin nooit af is, maar als je veertig vierkante meter hebt, zijn er momenten waarop er echt niets meer te snoeien, vegen of verplanten is, en je gewoon met je handen in je zakken naar de vogels kunt gaan kijken.

De acanthus heeft zich trouwens nooit meer vertoond.

Meer lezen

Tekst en fotografie Rachel Lancashire
Gepubliceerd op 14 augustus 2023, laatst bewerkt 0p 2 juni 2024

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN