Als kind was managing editor Maaike Beekers nogal een huilebalk. Later leerde ze dat af, maar waarom eigenlijk? Daarom beschrijft ze de komende tijd dingen waarvan ze volschiet. Dat kan van alles zijn: een film, een kunstwerk, een voorval in het dagelijks leven. Want zodra er een traan rolt, gaat het ergens om.
Als derde van vier dochters was ik zo veranderlijk als het weer. Mocht ik niet meespelen van mijn zussen, dan zette ik het op een janken. Zodra ik gedoogd werd – het hielp – brak de zon weer door. Dat patroon zette zich voort.
Enge hond? Huilen. Onvoldoende op school? Huilen. Van de evenwichtsbalk vallen met een turnwedstrijd? Huilen. Ik huilde om Sil de Strandjutter. Als ik een uitbrander kreeg en niets gedaan had. Ik huilde toen mijn pop opeens een pittig kort kapsel had, de blinkende schaar er nog naast. Zelfs als ik heel hard lachte, huilde ik. Gerrit Hiemstra zou van mijn buien gesmuld hebben, maar jammer Gerrit, ze zijn overgewaaid.
Huilen op de fiets
Hoewel. Ik kán nog wel huilen. Best goed zelfs, mijn tranen zitten hoog. Alleen dring ik ze vaak terug en slik ik ze in. Of ik veeg ze snel weg met mijn hand. Want huilen in het openbaar doe je liever niet. Vanwege het afbreukrisico, zoals huilprofessor Vingerhoets het noemt, die jarenlang onderzoek naar het fenomeen deed aan de Universiteit van Tilburg. Huilen is weliswaar meer geaccepteerd dan vroeger, maar wordt nog steeds als zwak en sentimenteel gezien. Georgina Verbaan zei me eens tijdens een interview: “Het lastige van bekend zijn is dat je niet zomaar kunt huilen op de fiets.” Daar verlangde ze naar: huilen op de fiets.
Tekst Maaike Beekers Fotografie Daniëlle Siobhán