Het is je ding of niet: de weg vinden. De een gaat het gemakkelijk af, terwijl de ander uren bezig is om tien kilometer verder te komen. Maar hoe kan dat toch? In dit artikel van de Morgen leggen ze het uit.
Flow’s Rachel: “Ik ben niet zo’n kei in navigeren (mijn familie denkt nu: zie je wel, dat zeggen wij al jaren). Bij de meerdere pijlen die verschijnen op mijn telefoonscherm krijg ik een soort kortsluiting. Ik stamel iets en we zijn de afslag alweer voorbij. Weer verkeerd. Wanneer ik zelf rijd gaat het beter, vooral op de terugweg. Dan zie ik herkenningspunten. Toch houd ik mijn Google Maps angstvallig bij de hand.”
Hersenen
Maar hoe kan dat toch? Dat de een zonder kaart de weg gemakkelijk vindt en de ander met alle mogelijke apps nog steeds verkeerd uitkomt. In dit artikel van de Morgen geven ze ons het antwoord. Het heeft namelijk te maken met een deel van de hersenen: de hippocampus. Neuropsycholoog Ineke van der Ham van de Universiteit Leiden legt uit dat dit gebied cellen bevat die zich bezighouden met ruimtelijke informatie. “Specifieke groepjes cellen gaan aan het werk als je een bepaalde kant op gaat. Zij helpen ons de omgeving goed te begrijpen, zodat we in staat zijn om in ons hoofd een eigen plattegrond te maken.”
En wat blijkt? Je kunt dit gebied van de hersenen ook trainen. Dat is bijvoorbeeld te zien bij taxichauffeurs in Londen die alle straten uit hun hoofd moeten kennen, vertellen ze in het artikel. Bij deze mensen is de hippocampus groter. Wanneer je beter wilt worden in navigeren weet je dus wat je te doen staat.
Mannen en vrouwen
En wat velen zich misschien zullen afvragen: is er verschil te zien tussen mannen en vrouwen? In het artikel wordt deze vraag ook beantwoord; daar zit namelijk niet heel veel verschil in. Wel navigeren mannen graag met duidelijke aanwijzingen, terwijl vrouwen meer hebben aan herkenningspunten.
Meer lezen
- Bron: de Morgen.
- Hier vind je meer Slow nieuws.
- Alleen op reis: zo doe je dat.
Tekst Rachel Vieth Fotografie Tabea Schimpf/Unsplash.com