In een tijd waarin de eerste jeugdcultuur opkomt, heeft de jonge Duitse fotograaf Astrid Kirchherr (1938) al een eigenzinnig gevoel voor stijl. In 1960 fotografeert ze haar nieuwe vrienden, de dan nog onbekende Beatles – waarbij ze en passant hun kapsels en stijl beïnvloedt.
Hamburg, oktober 1960. Het is nog nacht als de bel gaat bij de 22-jarige Astrid Kirchherr. Als ze eindelijk slaperig opendoet, ziet ze haar vriendje Klaus Voormann op de stoep staan. “Astrid, dit móet je horen,” zegt hij opgewonden. Om haar ouders niet wakker te maken, neemt Astrid hem mee naar de keuken. Eerder op de avond hebben ze weer eens ruzie gehad, en om stoom af te blazen was Klaus naar de haven gelopen.
Op weg naar huis kruist hij de Reeperbahn, de rosse buurt van Hamburg. Uit de kelder van nachtclub de Kaiserkeller vangt hij flarden rock-’n-rollmuziek op. Live! Dat heeft hij nog nooit gehoord. Ja, hij kent rock-’n-roll van de platen die hij draait, van Eddie Cochran en Chuck Berry. Maar híer, in Hamburg, live gespeelde rock-’n-roll horen: dat is nieuw.
Het duurt even voordat Klaus moed heeft verzameld om de trap af te dalen. Dit is geen plek waar hij als kunstacademiestudent normaal naar binnen zou gaan, bang als hij is dat het publiek van rockers hem in elkaar slaat omdat hij er zo anders uitziet: in het zwart en met coltrui – gestyled door zijn vriendin Astrid. Eenmaal binnen ziet hij vijf figuren de longen uit hun lijf zingen.
Een paar uur later, totaal overdonderd door hun muziek en energie, loopt Klaus naar Astrid om haar uit bed te bellen. “Dit moet je zien, Astrid,” zegt hij aan de keukentafel. “Dit is iets ongelooflijks, je móet met me mee.” Drie dagen later gaat Astrid overstag – in die tijd blijf je als jonge vrouw liever uit de buurt van de Reeperbahn. Net als Klaus is ook Astrid volledig overdonderd bij het zien van The Beatles uit Liverpool.
Bezeten van fotografie
Als onbekende Engelse band zijn The Beatles in 1960 een paar maanden geboekt om avond aan avond in dezelfde nachtclub in Hamburg op te treden. Twee jaar later zijn de jongens wereldberoemd. Minder bekend is dat Astrid hun kledingstijl en haardracht in die beginperiode heeft beïnvloed en dat zij de eerste fotograaf is die de band heeft vastgelegd. Bovendien vindt ze in de ‘vijfde Beatle’, Stuart Sutcliffe, de liefde van haar leven.
Astrid Kirchherr woont als enig kind met haar ouders in een groot en gezellig negentiende-eeuws huis in Hamburg. Haar vader is autoverkoper en moeder huisvrouw, zoals gebruikelijk in die tijd. Haar moeder had modeontwerper willen worden, maar dat mocht niet van haar ouders. Voor de jonge Astrid tekent ze de jurken na die ze als kind heeft ontworpen en gedragen, en ze leert haar naaien. Astrid is dol op haar moeder: “Ik bewonderde haar smaak, humor en intelligentie.”
Ook Klaus roemt haar: “Ze was de liefste persoon die ik kende. Iedereen voelde zich bij haar op z’n gemak.” Astrid wil modeontwerper of -illustrator worden en gaat naar de kunstacademie in Hamburg. Daar krijgt ze les van de destijds beroemde fotograaf Reinhart Wolf, een man met humor en stijl. Al gauw raakt ze bezeten van fotografie en Wolf ziet haar talent. Hij zet Astrid voor de klas en na haar afstuderen gaat ze aan de slag als zijn assistent.
Ze leert dat de sfeer in de schilderijen van Rembrandt voor een groot deel wordt bepaald door het gebruik van licht, en hoe je dat ook bij fotografie toepast. Maar licht alleen is niet genoeg, drukt Wolf haar op het hart. Voor een geslaagd portret heb je óók een karaktervol gezicht nodig.
Astrid Kirchherr: een jongensachtig meisje
Als Astrid The Beatles voor het eerst ziet, is ze niet alleen overdonderd door hun muziek, maar ook door hun gezichten. Het zijn precies de gezichten waar ze als fotograaf van droomt: met karakter. En er is er één tot wie ze zich onmiddellijk aangetrokken voelt: bassist Stuart (Stu) Sutcliffe. Ook hij studeerde eerst aan de kunstacademie, maar vanwege zijn onweerstaanbare rock-’n-rolluiterlijk dwong John Lennon hem min of meer om bas te spelen in The Beatles.
Avond aan avond gaan Astrid en Klaus naar de Kaiserkeller en na een tijdje krijgen ze contact met de Beatles. “Dat we hen ontmoetten, was echt goed voor ons,” zou George Harrison later zeggen. “Zij hadden veel waardering voor ons, maar waren zelf ook artistiek en interessant: ze zaten in de kunstscene van Hamburg. We leerden indertijd meer van hen dan zij van ons. Ook wat stijl betreft.”
En stijl heeft Astrid. De mode is nog niet op jongeren gericht, dus maakt ze haar kleding zelf. Van een petticoat moet ze niets hebben, ze gaat liever gekleed in het zwart. Een strakke broek met een wijde mannentrui of een leren broek gecombineerd met een Spaanse stierenvechtersblouse – in die tijd voor een jonge vrouw in Duitsland ongewoon.
Haar kapsel is kort en ze loopt op balletschoentjes – besteld bij Anello & Davide in Londen, waar The Beatles later hun befaamde laarsjes kopen. “Alle meisjes waren zo meisjesachtig. Ik leek meer op een jongen, maar dan met zware oogmake-up,” zei ze er zelf over. Veel (mode)tijdschriften om inspiratie op te doen zijn er nog niet. Astrid ontwikkelt haar stijl door films van Jean Cocteau te kijken. “We verstonden er geen woord van, maar hielden van de mystieke sfeer van kaarsen en donker licht,” zegt Klaus. Ook Astrids kamer is volledig zwart, van de vloerbedekking tot de meubels, en van de fluwelen beddensprei tot de boomtak die aan haar plafond hangt.
- Het complete verhaal van Astrid Kirchherr vind je in Flow 7.
Tekst Caroline Buijs Fotografie Getty Images