Het buurtgevoel: Stadmaker Floor creëert verbinding in wijken en steden

wonen 1200x600 stadmaker

Stadmaker Floor Ziegler zoekt naar alle mogelijke vormen van verbinding. Dat doet ze door al wandelend vragen te stellen en te luisteren. Ons verbonden voelen met onze leefomgeving is wat ons écht gelukkig maakt, vindt ze.

Wat zijn stadmakers?

“Dat zijn mensen die opstaan in hun eigen leefomgeving om die liever, duurzamer, socialer, schoner, groener, creatiever te maken, oftewel prettiger leefbaar. Het zijn niet de vrijwilligers die de sportkantine runnen of in een buurthuis werken, maar de personen die hiervan hun werk hebben gemaakt. Ik noem stadmakers ook wel de doeners van onze samenleving. Dat gebeurt overigens niet alleen in steden, maar ook in dorpen. Dorpmaker of zelfs landmaker zou een prima benaming zijn. Al is de term citymaker over de hele wereld bekend.”

Hoe ben je in deze rol beland?

“Ongeveer negentien jaar geleden, ik werkte in de klassieke-muziekwereld, verhuisde ik naar Amsterdam-Noord. In die tijd vond ik het een grauw, grijs, lelijk stadsdeel – met amper cultuur, weinig ontmoetingsplekken en zonder groen of speeltuin voor mijn kinderen. Ik wilde de buurt prettiger maken voor mezelf, mijn kinderen en mijn buurtgenoten.

Voor de symbolische som van één euro vond ik in Rotterdam een paviljoen en regelde ik dat dit in het Amsterdamse Noorderpark terechtkwam. Toen stond ik voor de beslissing: ga ik op dit podium klassieke muziek programmeren of betrek ik anderen erbij? Ik besloot aan buurtbewoners, inclusief hangjongeren en alcoholisten, te vragen waar ze behoefte aan hadden.

‘Je bent de eerste die dit vraagt en die ons niet wegstuurt,’ zeiden ze. Inmiddels is de Noorderparkkamer een plek voor muziek- en toneelvoorstellingen, maar er is ook natuureducatie en er wordt gekookt. Het is een ontmoetingspunt voor ouderen en jongeren, iedereen kan hier vanuit zijn of haar eigen talenten iets bijdragen.”

Die stap van je eigen buurt naar andere dorpen en stadswijken leefbaarder maken – hoe ging die?

“In Amsterdam denken we vaak dat we heel bijzonder bezig zijn, dat hier het wiel wordt uitgevonden.
Terwijl ik destijds dacht: deze manier van gemeenschap vormen, gebeurt elders in het land allang. Toen ben ik van Amsterdam naar Friesland gaan lopen. Zonder duidelijk plan liep ik van dorp naar dorp. Daarbij liet ik me leiden door de mensen die ik onderweg ontmoette.

Ik stelde vragen als: ‘Woont u hier al lang?’ en ‘Kent u iemand die iedereen kent?’ In een dorp krijg je dan namen van types die graag anderen met elkaar verbinden. Zo ontmoet je al snel de figuren die je nodig hebt, die kunnen vertellen wat er speelt en wat er nodig is.

Een van mijn motto’s is: mensen maken de stad. Daarom ben ik doorgegaan met mijn wandelingen en gesprekken. Inmiddels betrek ik daar burgemeesters, wethouders, gemeenteambtenaren, werknemers van woningcoöperaties en architecten bij. Zo horen ze wat er nu écht leeft in hun stad of wijk en kunnen ze dat meenemen in hun plannen – zodat niet alles alleen vanachter het bureau wordt bedacht.

Eigenlijk doe ik niks anders dan ontmoetingen creëren en mensen samenbrengen. Inmiddels heb ik mijn eigen bedrijf opgericht, samen met mijn zakelijk partner Teun Gautier, én zijn er stadmakers in het hele land actief. Samen vormen we de StadmakersCoöperatie, een vereniging waarbinnen we hun
bijvoorbeeld leren beter zichtbaar en zelfbewust te zijn, meer samen te werken, hoe je met ambtenaren omgaat en waar je geld vandaan haalt.”

Je door ontmoetingen laten leiden. Dat klinkt makkelijker gezegd dan gedaan.

“Dat klopt, je moet je over je angst voor het onbekende heen zetten. Ook ik voel nog altijd weerstand als ik weer ga lopen. Er is best lef nodig om af te stappen op onbekende mensen, die zich soms aan de rand van de samenleving bevinden. Het oordeel dat ik in eerste instantie over mensen heb, moet ik loslaten.

Inmiddels vind ik dit lopen het meest spirituele aspect van mijn werk, van mijn hele leven zelfs: ik denk dat ik iets engs ga meemaken, maar ik krijg juist een cadeau. Door gewoon te luisteren, heb ik de meest wonderlijke ontmoetingen, waarbij mensen hun hart openen en hun levensverhaal en soms diepste ellende met me delen.

Als je dit eenmaal hebt gedaan, wil je nooit meer iets anders. Het mooie is dat het zo eenvoudig is: mensen voelen zich graag gezien en erkend, ze willen altijd wel vertellen. Simpele vragen als: ‘Waar bent u trots op?’, ‘Wat mist u?’ of ‘Wat is uw hobby?’ zijn meestal al voldoende.”

Hoe zet je dat luisteren om in actie?

“Natuurlijk moet je eerst een globaal idee hebben over een plek. En nadat we de buurt zijn ingegaan en buurtbewoners hebben gesproken, zijn er veel verhalen, meningen, inzichten. Daarmee kun je dan enorm gaan zitten puzzelen, maar ik ben niet zo van de eindeloze onderzoeken en bijeenkomsten. Uit de gesprekken kun je meestal wel de belangrijkste behoeftes destilleren, je kent de mogelijkheden en kunt op basis daarvan een plan maken.

En dan moet je het gewoon gaan dóén. Liever eerst maar doen en daarna de eventuele schade herstellen. Blijven praten is in mijn ogen ook een manier van niets te hoeven doen. Daarom zeg ik altijd: ‘Kóm, we gaan naar buiten.’ Dan vragen we aan eenzame bewoners: ‘Wat heb je nodig?’ Of aan mensen die binnenkort van het gas af moeten wat dit voor hen betekent.

Of we horen van een idee om een muziekoptreden in de wijk te organiseren, een zoon van iemand blijkt muziek te maken, dan vragen we meteen om telefoonnummers, maken dan vervolgens een Whats-Appgroep aan en koppelen zo allerlei mensen aan elkaar.”

Dus lang praten en luisteren haalt de vaart uit een project?

“Ja, dat denk ik wel. Dat merkte ik bij een project in Tiel, voor het leefbaarder maken van het marktplein. Daar werden eerst duizenden euro’s uitgegeven aan onderzoek en plannen door externe bureaus, maar pas toen er stadmakers bij betrokken werden, ging men tot actie over. Ze legden een vlindertuin aan en bouwden een marktkraam met een dak met zonnepanelen. Ook komt er binnenkort een stadsfabriek; een ontmoetingsplek voor de stad.

Gelukkig worden stadmakers steeds vaker bij het ontwerp van wijken betrokken. Dan gaan we samen met architecten de buurt in en nemen ze wat ze hebben gehoord mee in hun ontwerpen. Zo geef ik ook les aan bouwkundestudenten over hoe een woonomgeving eruit kan zien.

Dat het bijvoorbeeld belangrijk is om veel tussenruimtes te creëren, in en tussen gebouwen, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Bijvoorbeeld een hal in een flat die als huiskamer fungeert, waar ouderen en kinderen elkaar ontmoeten, waar je op elkaars kinderen past of met je hobby bezig kunt zijn. Of denk aan speciale logeerhuizen voor gescheiden mensen.”

Waarom hebben mensen zo’n behoefte aan een buurtgevoel?

“Lange tijd was alles in onze samenleving gericht op groei. We joegen meer succes, een groter huis, een snellere auto en een nog verdere vakantie na. Daardoor leefden we gejaagd en langs elkaar heen. Velen voelden zich niet verbonden met hun omgeving. Op een flat in de grote stad voel je je snel eenzaam.

Soms spreek ik bewoners die klagen over het vuilnis dat niet wordt opgehaald – mensen trappen soms tegen de overheid zoals pubers dat tegen hun ouders doen. Nadat ze uitgemopperd zijn, vraag ik: ‘Wat doet u er zelf aan?’ Meestal ontstaan er dan initiatieven om met elkaar de straat schoon te vegen, het afval zelf op te halen. Als je de verantwoordelijkheid, we noemen dat eigenaarschap, aan hen teruggeeft, werkt dat heel goed en worden ze veel gelukkiger.

Daarnaast zag ik tijdens de lockdown dat mensen hun leefomgeving anders beleefden; ze werden teruggeworpen op hun eigen buurt en merkten hoe fijn het is om te zwaaien naar de buren, om boodschappen voor elkaar te doen. Ze kwamen erachter hoe goed het voelt om onderdeel te zijn van een gemeenschap en daaraan bij te dragen.”

En in deze tijd zie je dat steeds meer stadsbewoners naar het platteland willen verhuizen.

“Wat we door de pandamie hebben  meegemaakt, biedt veel positieve veranderingen en kansen. Veel mensen merkten weer hoe fijn het is om thuis te werken, om brood bij de bakker op de hoek te halen en om de buren te kennen. Anderzijds zie je de trend, doordat onze woonomgeving zo veel belangrijker is geworden, om de stad te verlaten om in dorpen of op het platteland te gaan wonen. Als je daar als nieuweling dan vervolgens alleen maar achter je laptop gaat zitten, kan ook daar vervreemding optreden.

Ik merk het zelf: nu ik bijna elke dag in een andere stad ben, voel ik me als ik thuiskom niet meer verbonden met mijn eigen omgeving. Toch ben ik optimistisch gestemd, omdat er in de samenleving zo veel potentie zit. Mensen zitten echt vol fantastische ideeën. Bovendien heeft iedereen de wezenlijke behoefte om betekenisvol voor een ander te zijn. Daarom geeft samen zingen op een podium, elkaar tegenkomen op een zondagmarkt of kostuums naaien voor een buurtvoorstelling ook zo’n enorm gevoel van geluk.”

Bewoners die wegtrekken, lege winkelpanden: hoe zie je de toekomst van de stad?

“Ook al trekken er mensen weg, in de stad zal het altijd draaien om ontmoetingen en uitwisselingen. Het is belangrijk dat er voldoende openbare ruimtes zijn waar dat kan gebeuren: in parken, tussen flatgebouwen, in lege winkelpanden. Want door bewoners met elkaar in contact te brengen die van nature niet met elkaar omgaan – hippe en volkse types, armen en rijken, mensen met verschillende etnische en culturele achtergronden – ontstaat er een groepsgevoel.

Bovendien is het verrassend: samen met alcoholisten marshmellows roosteren boven een vuurtje in het park; de kinderen die erbij waren in het Amsterdamse Noorderpark vonden het destijds ontzettend spannend en wilden nog lang niet naar huis.”

Interview Alice van Essen Fotografie Gleren Meneghin/Unsplash.com

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN