Hoe kunst je dichter bij jezelf kan brengen

liefdesverdriet

Schrijver Tatjana Almuli pretendeerde dat ze de wereld aankon, tot ze alleen nog maar rouwde om haar moeder. Nu gaat ze haar gevoelens niet langer uit de weg. Deze keer: gered door kunst

De eerste keer dat kunst iets in me losmaakte, weet ik nog precies: ik was een jaar of negen en bekeek thuis een boek over de kunst van de Mexicaanse kunstenaar Frida Kahlo. Ik herinner me een afbeelding waarop ze zichzelf geschilderd had: half mens, half hert. Ze was geraakt door pijlen, het bloed gutste uit haar lijf, toch stond ze nog recht overeind.

Naar het zelfportret waarin een ijzeren zuil Kahlo’s middenrif doorboort, bleef ik ook lang kijken. Met mijn ­vingers volgde ik haar betraande wangen. Bij het schilderij waar ze naakt en omringd door bloed, met haar benen wijd in een klinisch wit bed ligt, klapte ik het boek dicht. Om het daarna toch weer te openen en verder te verdwijnen in deze expressieve wereld vol kleur, symboliek, leven en dood. Het waren geen vrolijke of comfortabele beelden die ik die middag tot me nam. Kahlo’s kunst zou andere kinderen misschien afschrikken, maar ik kon niet stoppen met kijken.

Allemaal snoepjes

Mijn ouders namen me vaak mee naar musea. Mijn favoriet was het Tropen­museum in Amsterdam. Ik leerde over de hippies met hun vrije harten, over hoe vastenperiodes zowel moslims als christenen bezinning brengen en hoe de rode stip op het voorhoofd van Indiase vrouwen het boze oog wegdrijft. Elke zaal was een snoepje dat ik mocht uit­pakken – zo voelde het. Zo veel kleuren, smaken, beleving: alles en iedereen kon daar naast elkaar bestaan.

In een museum voelde ik me thuis en kon ik de wereld beter aan dan erbuiten. Als kind kon ik me soms radeloos voelen – alsof ik de enige op de wereld was met angsten, een vol hoofd en al dat gevoel dat mijn borstkas leek uit te spuwen. Grote evenementen en feesten kon ik niet aan, ik was snel overprikkeld. In het museum kwam ik tot rust, daar kon ik mezelf zijn.

Jaren later, ik was begin twintig, was ik in het Fotomuseum, bij de expositie van de Amerikaanse fotograaf Francesca Woodman. Toen ik voor haar foto’s stond, voelde ik opeens hoe mijn wangen nat waren geworden. Ik zag zelfportretten van Woodman, warrig en wazig, in zwart-wit. Hoe de fotograaf op sommige afbeeldingen bijna doorzichtig is – een schim van zichzelf.

De foto’s lieten een wereld van depressie zien, van losgerukt zijn van het dagelijks leven. Ik herkende het: hoe je soms jezelf verliest. Het jaar ervoor was ik depressief geweest, ik had therapie gevolgd en het ging echt beter. Toch zat er nog wat onaangeraakte pijn die loskwam bij het zien van Woodmans werk. Ik voelde me gezien.

Gered

Op dat moment realiseerde ik me dat dat precies de schoonheid is van kunst: het raakt iets wezenlijks, iets wat je vaak niet onder woorden kunt brengen. Kunst zet me aan het denken, maar brengt me vooral dichter bij mezelf. Door kunst kan ik beter stilstaan, voelen. Onder meer door Frida Kahlo’s werk, dat altijd een rol is blijven spelen in mijn leven.

Voor mij vat haar kunst precies de fysieke en mentale pijn waar je als mens vroeg of laat mee te maken krijgt. Zij durft alles te laten zien, weg met schaamte en taboes. Je ziet dat het maken en ervaren van kunst haar heeft gered. Net zoals het ook mij vaak heeft gered.

Meer lezen

Tekst Tatjana Almuli  Fotografie Danique van Kesteren  Met dank aan Stichting de Roos, Vondelpark  Tekstbewerking Ruby Wijdenbosch

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN