Als je aan filosofen denkt, verval je al snel in het rijtje Socrates, Nietzsche, Sartre. Maar de inzichten uit de Afrikaanse filosofie winnen aan populariteit.
Voor iemand die in de westerse cultuur is opgegroeid, is de Afrikaanse filosofie soms wat lastig te begrijpen. Het grootste verschil is volgens de Nigeriaanse filosoof Sophie Oluwole dat de westerse manier van denken is gebaseerd op tegenstellingen: of-of. Dat komt doordat we er hier sinds Socrates van uitgaan dat de werkelijkheid twee kanten heeft: materie aan de ene kant en niet-materie aan de andere kant.
Simpel gezegd: je hebt het tastbare en het niet-tastbare (bijvoorbeeld een idee, de geest of energie). En op die tweedeling is ons hele denken gebaseerd: iets is óf goed óf slecht, óf lichaam óf geest, óf waar óf onwaar. Dit noem je een exclusieve manier van denken. In de westerse wereld gaan we er zodoende altijd van uit dat er een tegenstelling is tussen bijvoorbeeld het individu en het algemeen belang, of tussen de natuur en dat wat de mens heeft gemaakt.
Twee kanten
In het Afrikaanse denken is alles één, met twee kanten. Het is inclusief en complementair. Dat betekent dat het gaat om en-en. Een mens is één geheel, en lichaam en geest zijn twee kanten van dezelfde medaille. En een tafel is niet alleen materie, maar ook energie en ‘spirit’. Mannen en vrouwen zijn niet tegengesteld aan elkaar, maar vullen elkaar aan. Hetzelfde geldt voor jong en oud. En daarom zijn goed en kwaad volgens Oluwole ook een onscheidbaar paar. Rijkdom kan bijvoorbeeld zowel goed zijn als slecht, afhankelijk van wat je ermee doet. En iedereen maakt in zijn leven goede en slechte dingen mee omdat goed en kwaad altijd bij elkaar horen.
- Het volledige verhaal over Afrikaanse filosofie vind je in Flow 1.
Tekst Sjoukje van de Kolk Fotografie Damian Patkowski/Unsplash.com