Bas Maliepaard miste een rolmodel

Journalist Bas Maliepaard had graag willen weten dat ook voor hem, buitenbeentje op school, een gelukkig leven weggelegd was. Hij miste een rolmodel. ‘Op onze trouwdag wapperde de regenboogvlag op het stadhuis.’
Ik was weleens verliefd, geloof ik. Op meisjes. Eén keer had ik verkering, met een knap meisje uit de parallelklas dat lieve bolle wangen had en op een keer van die mooie regenlaarsjes droeg. Grappig, dat ik die nog voor me zie. Misschien was ik meer vertederd dan verliefd, wie zal het zeggen. Verder dan elkaars hand vasthouden, telefoongesprekken en één bezoekje van haar aan mijn jongenskamer kwam het niet. Ik voelde geen enkele behoefte om haar te kussen, maar zocht daar niets achter. Dat hoefde toch ook niet meteen? En voordat het ongemakkelijk werd, was het alweer uit. Dat de anderen zo duidelijk dachten te weten hoe ik in elkaar stak, verwarde me meer dan mijn eigen gevoelens. Ik keek graag naar jongens, wist ook precies wie er knap waren. Die middelste van de Amerikaanse broertjesband Hanson waar mijn zusje mee wegliep, vond ik óók knap, maar die was met zijn lange haren toch net een meisje? En op school was er een jongen met goudblond haar en skater kleren naar wie ik speciaal uitkeek. Misschien was ik verliefd, wie zal het zeggen.
Toekomstbeeld in duigen
Zo zag ik dat zelf in die tijd in ieder geval niet. Ik moet zestien zijn geweest toen ik met mijn moeder naar de stad liep en in opperste verwarring aan haar vroeg: “Iedereen zegt dat ik homo ben. Is dat zo?” Met mijn ouders kon ik overal over praten. Of ik weleens verliefd was op jongens, vroeg ze. Ik vertelde dat ik wel kon zien of ze mooi waren, maar niet meer dan dat. “Je merkt het vanzelf wel,” zei mijn moeder, “als je een keer heel erg verliefd wordt.” Dat gebeurde, natuurlijk. En nog eens, en nog eens. Het waren allemaal jongens. Hoe fijn en opwindend en kloppend die gevoelens ook waren, ik verzette me ertegen. Niet uit angst voor de reacties van mijn familie, want die was omhullend, ik wist dat uit de kast komen geen enkel probleem zou zijn. Ik verzette me omdat mijn toekomstbeeld in duigen viel. Ik kende geen homo’s, alleen de flamboyante types van tv, zoals Paul de Leeuw. Als zijn hoofd op het scherm verscheen, voelde ik het bloed naar mijn wangen kruipen en zapte ik snel weg of liep de kamer uit. Zó wilde ik niet worden, zo uitgesproken homo. En hoe zat dat met die jaarlijkse parade door de Amsterdamse grachten? Moest ik straks ook in een roze string op een boot?