Het geluk van een fluitketel

Een tijdje was journalist Irene Ras weer aangewezen op de fluitketel, ouderwetse opschenkkoffie en afwassen in een teiltje. En eigenlijk beviel dat best goed.
Nog niet zo lang geleden woonde ik in een huis met een droger, een grote vaatwasser, een nog grotere koelkast en een speciale wijnkoelkast. Alleen al het espressoapparaat had de prijs van een weekendje Barcelona met het hele gezin. Schuimende melk voor in de koffie warmde ik nog wel op in de magnetron, want de aeroccino (lees: melkopschuimer) stond nog op mijn verlanglijstje. Want die paste nog wel naast mijn elektrische pizza-oven en pasta-, ijs- en broodbakmachines in de kast.
‘Keukenlijken’ noemt een vriendin ze weleens lachend. Ze zijn o zo leuk om te hebben. En ze staan o zo werkeloos in de kast. Hoe kan dat, terwijl het wit- en bruingoedconcept toch ooit was bedoeld om je dagelijks leven makkelijker te maken? Behalve als je broodbakmachine het om onverklaarbare redenen begeeft, je bijzondere wijnkoelkast gaat lekken en je dat loeizware espressoapparaat weer achter op de fiets moet wegbrengen naar de reparateur bij dat winkeltje in de binnenstad. En waar is ook alweer dat garantiebewijs dat ik vorig jaar op die ene plek legde, om het nooit meer kwijt te raken?