In therapie: Dominiques dochter kreeg enorme woedeaanvallen

Dominique (55, universitair docent) ging in therapie omdat ze bang was voor de woedeaanvallen van haar dochter. Ze vertelt aan schrijver Fen Verstappen hoe hen dat heeft geholpen.

Interview Fen Verstappen  Fotografie Zhivko Minkov/Unsplash
Gepubliceerd op 6 juli 2024


“Ik werd door vrienden voorgesteld aan Karel toen ik 30 was en hij 43. Een groot leeftijdsverschil ja, hij had ook een puberende zoon van veertien en zat midden in een vechtscheiding. Maar ik werd stapelverliefd op hem en was onder de indruk van zijn humor, slimheid en zijn status als advocaat. Ik was vastbesloten om het te laten werken, en heel lang deed het dat ook – al leerde ik in therapie dat dit vooral door mijn inschikkelijkheid kwam.

Niet lang na onze ontmoeting trok ik in bij Karel, in zijn jarendertigwoning in Utrecht. Zelf kwam ik uit Maastricht, waar ik na mijn studie een leuke baan had aan de universiteit. Maar omdat Karel elk weekend zijn zoon wilde zien, was het logisch dat ik mijn leven zou achterlaten: mijn werk, mijn familie, mijn vrienden en die bijzondere stad waar ik mijn leven lang gewoond had. Het gewicht van die verhuizing voelde ik in het begin niet, zo fijn vond ik het om als vanzelfsprekend bij Karel in bed te kruipen, om ’s avonds met een glas wijn aan zijn kookeiland te staan, om op zondag samen met zijn zoon eieren en spek te eten.”

Ook iets van mij

“Het verlangen naar iets van mezelf kwam pas na een jaar of drie, toen de euforie van de verliefdheid was neergedaald en ik eigenlijk nog steeds niet veel mensen om me heen verzameld had in Utrecht. Al bij onze eerste ontmoeting had Karel gezegd dat hij absoluut geen kinderwens meer had, dat zijn taak als opvoeder er met die grote zoon al zo goed als op zat. Maar ik was bijna 34, mijn lijf schreeuwde om een baby, en meer nog dan dat had ik in de situatie waarin ik zat – in zíjn stad, tussen zíjn spullen, met zíjn kind en zíjn vrienden – behoefte aan iets wat ook nadrukkelijk van mij was.

Er volgden veel nachtelijke gesprekken en uiteindelijk ging Karel overstag – met een paar duidelijke voorwaarden. We zouden, in verband met zijn leeftijd, maximaal een jaar proberen om zwanger te worden. En Karel zou als liefdevolle vader aanwezig zijn, maar zich niet actief met de dagelijkse zorg en opvoeding bemoeien. Achteraf kan ik zien dat het een bizar plan was. Ook dat werd benoemd in therapie: dat het voor onze dochter Nienke niet goed is geweest om op te groeien met een vader die wel in huis rondliep, maar haar niet van het kleed pakte als ze huilde. En die behalve naar haar schoolresultaten weinig naar haar informeerde.”

Hier klopt iets niet

“Nienke werd krap veertien maanden na ons besluit geboren: zwanger worden ging snel en ze was een makkelijke, lieve baby. Ze sliep meestal prima, was niet vaak ziek en vond eigenlijk niets fijner dan samen met mij of de oppas boekjes lezen op de bank. Ze groeide in het begin ook gewoon, had het prima op school, waar ze vriendinnen werd met het overbuurmeisje dat ook bij haar in de klas zat. Pas toen ze een jaar of acht was, begonnen ons dingen op te vallen.

Volgens de leraar kon ze zich moeilijk concentreren in de klas en kwam ze niet goed mee met de lesstof – waardoor de huisarts eerst nog aan ADD dacht. En ze groeide niet goed, terwijl Karel en ik allebei een normale lengte hebben. We liepen de deur bij de huisarts niet plat, maar ik dacht wel een paar keer: hier klopt iets niet. Eenmaal op de middelbare school kwam ze als enige, tot haar frustratie, maar niet in de puberteit en kreeg ze steeds vaker woedeaanvallen, ook thuis en op haar werk. De diagnose – het Turner-­syndroom, een zeldzame chromosoom­afwijking – werd toen pas gesteld.”

Oprechte aandacht

“Het heeft iets heel onwerkelijks om bang te zijn voor je kind. Maar als Nienke ergens gefrustreerd over is – en dat kan van alles zijn: een oplader die ze kwijt is, een klasgenoot die niet snel genoeg terugappt, de verkeerde yoghurt in de koelkast – heeft ze geen controle meer over zichzelf en worden er deuren ingetrapt, glazen gegooid en de meest afschuwelijke verwensingen door het huis gegild. Karel trekt zich terug als dit gebeurt, doet alsof hij hier nooit voor gekozen heeft. En ik – ik hád al nooit geleerd om een grens aan te geven bij een ander, dus ik verstijf en raak in paniek, en los haar problemen voor haar op, zodat ze weer rustiger wordt. Daar verslechtert de situatie alleen maar van.

De strategie die ik mijn hele leven heb gehanteerd – meebewegen, geen grens aangeven – is met Nienke niet langer houdbaar. Ik schaamde me kapot, de eerste keer op de bank bij de therapeut. Karel is advocaat, ik ben universitair docent; moeten toegeven dat je als ouder geen idee hebt hoe je je kind moet helpen voelt toch alsof je iets heel basaals niet begrijpt.

Toch ben ik nu heel blij dat we dat traject zijn ingegaan. Oprecht aandacht geven, adequaat haar signalen oppikken, erkennen dat ze het zwaar heeft met haar ziekte en een strikte grens aangeven wanneer ze op het punt staat zichzelf te verliezen – het zijn dingen die Karel en ik vroeger zelf niet hebben meegekregen. Die we ons nu, met horten en stoten, proberen eigen te maken. Of ik er dankbaar voor ben dat de situatie ons tot deze lessen dwingt? Nee, dat kan ik niet zeggen. Maar als ik naar mijn relatie met Karel kijk, of naar onze verstandhouding met Nienke, denk ik wel: verdorie ja, daar bewéégt iets.”

Meer lezen

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN