Van haar jeugd kan Tatjana Almuli zich niet veel goeds herinneren. Met een bipolaire vader, scheiding en eetstoornis vond ze het lastig om alles een plekje te geven.
Interview Clementine van Wijngaarden Fotografie Danique van Kesteren
Gepubliceerd op 28 oktober 2024
Tatjana Almuli (1991) is een schrijver, journalist en fotograaf. Ze heeft een onrustige jeugd gehad, vertelt ze in een interview met Flow. Langzaam leert ze dichter bij haar gevoel te komen en kan ze rouwen om het verlies van haar moeder.
Eén fijne herinnering
“Ik heb weinig herinneringen aan mijn jeugd. Of eigenlijk zou ik moeten zeggen: weinig echt goede herinneringen, want de slechte poppen makkelijk op. Er is een goede die ik koester: de zaterdagen op de Noordermarkt in Amsterdam. Mijn ouders hadden een natuurvoedingswinkel in Amstelveen waar ze erg druk mee waren. Ik was vaak alleen en hoewel ik het fijn vond om mijn eigen dingen te doen, was het altijd een feest om naar de markt te gaan.
Mijn ouders kenden veel mensen, bij elk kraampje proefden we lekkere dingen en er was livemuziek. Vaak gingen we nog naar een boek- of cd-winkel. Het waren van die uitgestrekte dagen, in mijn herinnering scheen ook altijd de zon. Vooral het samenzijn vond ik fijn. En dat mijn ouders op die dagen verliefd leken en mijn vader vrolijk was.
De laatste druppel
Zo was het zeker niet altijd. Mijn ouders hadden veel ruzie en mijn vader was thuis dan weer vrolijk, dan weer erg somber. Nu weet ik dat hij een bipolaire stoornis heeft, maar als kind zag ik alleen maar zijn grillige gedrag. Het ene moment, zoals de zaterdagen op de markt, kon alles, was niets te gek, kocht hij zo twintig boeken, zes cd’s en de beste olijfolie, terwijl we nooit veel geld hadden. Thuis was hij vaak en steeds vaker, somber. Hij kon ook agressief zijn. Op een gegeven moment had hij op zolder zijn werkkamer gemaakt en zat hij alleen nog daar.
Mijn moeder runde in haar eentje de winkel en het gezin. Mijn vader reageerde zijn buien vaak op mij af, misschien omdat ik de oudste was, maar het was ook onze dynamiek. Ik liet me niet alles zeggen, het botste enorm. Mijn moeder wist en zag dat wel, maar nam het nooit voor me op. Tot het punt waarop ik dreigde met weglopen. Toen zijn ze, echt, uit elkaar gegaan.
[Tekst gaat door onder de foto]
Blijven eten
In de periode rond de scheiding ontwikkelde ik een eetstoornis. Ik ging eten als het niet goed ging. Ik was altijd al dik, maar kwam in die periode steeds meer aan. Mijn moeder vond soms lege verpakkingen en ik stal weleens geld. Mijn moeder was overwhelmed with life. Ze had haar handen vol aan zichzelf en aan de zorg voor mijn broer en zus. Ze kon me niet geven wat ik nodig had. Nadat mijn vader weg was, kreeg ze weer snel een vriend. Met hem heeft ze tot haar dood, vijf jaar later, een relatie gehad.
Niks aan de hand
Ik was zestien toen mijn moeder overleed. Ze is maar kort ziek geweest. Ze zei steeds dat het weer goed zou komen, dat ze beter zou worden. De laatste maand was ze erg ziek. Mijn broertje en zusje logeerden toen al ergens anders. Ik was nog wel thuis en er kwamen mensen over de vloer die ons hielpen. Mijn moeder kreeg morfine en sliep het grootste gedeelte van de dag.
Ik ben tot het einde, tot haar dood thuisgebleven. Dat was geen bewuste keuze, maar ik wilde ook niet weg, het liep gewoon zo. Nog steeds voelt het als een rare, surreële periode. Na haar dood heb ik lang gedaan alsof er niks aan de hand was. Ik ging door met leven. Ik heb nog twee jaar bij mijn pleegouders gewoond. Toen ging ik op kamers wonen op de Wallen in Amsterdam en dook ik vol het leven in.”