Tegenwind, lekke banden en zadelpijn. Maar ook: ongekende vrijheid, simpel leven en apetrots je bestemming bereiken. Journalist Klaartje Scheepers is fietsvakantie-fan.
Tekst Klaartje Scheepers Fotografie Andriyko Podilnyk/Unsplash
Gepubliceerd op 8 augustus 2024
Opgegroeid in de Achterhoek in een stadje zonder station was fietsen altijd mijn manier geweest om van A naar B te gaan, van muziekles tot aan de zestien kilometer naar school. Maar in die Ierse heuvels begon ik er pas de lol van in te zien. Wat een vrijheid!
Dat wilden we nog eens, en nog eens, ook toen er kinderen waren. Samen doorkruisten we Nederland, helemaal tot aan de Wadden, en reden we door de dennenbossen van de Franse Gironde en de glooiende Médoc.
De geschiedenis van de fietsvakantie
Ach, de fietsvakantie. Het woord roept een nostalgisch jarenvijftigbeeld op van een gezin dat de Drentse hei verkent op Gazelles met trommelremmen. Zo’n fietstocht is dan al heel wat, want een dagje zomaar vrij is lang niet voor iedereen weggelegd.
Dat verandert als vanaf 1960 het serieuze vakantievieren op gang komt. De economie bloeit, de baas keert zelfs vakantiegeld uit en steeds meer mensen kunnen een eigen auto aanschaffen. Fietsen raakt uit, dat is iets voor sloebers, of voor mensen die niet met hun tijd meegaan. Maar sinds een jaar of tien zit het fietsen weer in de lift.
Fietsverkopers merken dat, schrijft Het Financieele Dagblad in 2022; de branche heeft de wind mee en het economische aandeel ervan stijgt. Cijfers over het aantal fietsvakanties zijn lastig te geven, ook voor de ANWB, want wat tel je mee? Ben je op fietsvakantie als je een fiets in je caravan meeneemt en elke dag een tochtje maakt? Of telt het alleen als je dagelijks minstens zeventig kilometer maakt?
Eén ding staat vast: de belangstelling voor fietsvakanties groeit. Dat ziet ook Tino Perlot van fietsorganisator Cycletours. “Eerst organiseerden we vooral hardcore fietstochten, een beetje Spartaans misschien, met de tent achterop. Nu hebben we allerlei soorten reizen, overal ter wereld, ook met luxe hotelovernachtingen. De groep die fietsen aanspreekt, is veel breder geworden.”
Met je kinderen op fietsvakantie
De fietstocht van Willemijn en Egbert-Jan Verleisdonk was er een van de Spartaanse soort. Met drie gezinnen en een huisvriend fietsten ze in zes jaar tijd van Zeist naar Rome, elk jaar een etappe van een week. Toen ze vertrokken, was de jongste van de kinderen vier jaar en de oudste twaalf.
“Al langer vierden we samen onze vakanties. Maar elk jaar was het steggelen over een bestemming,” vertelt Egbert-Jan. “Daar wilde ik vanaf.” Hij vond deze mooie tocht en de rest stemde in. “Ik wist wel: de eerste etappe moet goed gaan, anders is het klaar.”
Daarom reed hij de hele tocht van Zeist naar Maastricht al een keer voor, om alles tot in de puntjes te regelen. En toen vertrokken ze, met tenten achterop, regenjassen mee, vol goede moed. “Met leuke trekkershutten en campings, een rustdag, een overnachting bij een boer en bezoekjes aan oma’s en vrienden maakten we het zo aantrekkelijk mogelijk.”
Twee ‘regels’ bleken een gouden greep: het logboek en de cabaretavond op het eind. Willemijn: “In dat logboek kon je even lekker je verhaal kwijt – we schreven er per toerbeurt in. En voor dat cabaret maakten we groepjes met gemixte leeftijden. Die zochten elkaar op tijdens het fietsen om hun act voor te bereiden. De kleinsten bleven daardoor aangehaakt bij de rest.”
Fietsen heeft ook leuke nadelen
De grootste uitdaging op hun tocht was de Splügenpas tussen Zwitserland en Italië. Door de sneeuw, met dikke truien aan zwoegden ze omhoog. “Maar op de top, tweeduizend meter hoog, voelden we de warmte van Italië aan de andere kant van de berg. En na de afdaling stonden we ineens in een zonnig, groen dal en zaten we ’s avonds in onze T-shirts aan de pasta.”
Voordat het te zoetsappig gaat klinken: er werd ook gemopperd, zeker als het regende. “Soms was het zwaar,” zegt Willemijn, “en de eerste jaren hadden de kinderen af en toe een duw in de rug nodig. Maar iedere kilometer hebben ze zelf gefietst. Ze zagen ook wel hoe bijzonder het was: je steekt toch maar mooi 33 keer een landsgrens over. Eentje schreef in het logboek: fietsen heeft ook leuke nadelen, zo geestig.”
Picknicktafel in het weiland
Eenmaal op het Sint-Pietersplein in Rome was iedereen dan ook apetrots. De organisatie was wel echt ‘een logistieke nachtmerrie’, vertelt Egbert-Jan, omdat ze steeds op het startpunt moesten zien te komen en dan weer vertrekken vanaf een ander eindpunt. Een zegen was dat vanaf etappe twee zwager Wim als bagageman wilde fungeren.
“Die had een bus, en hij kon wel wat afleiding gebruiken.” Elke dag zette hij in een weiland langs de route een picknicktafel neer met een uitgebreide lunch. “Iedereen wilde altijd weten: waar is Wim? De sport was om hem als eerste te spotten.”
Egbert-Jan en Willemijn zien dat fietsvakanties nu gebruikelijker zijn dan toen zij vertrokken. “Mensen vroegen ons regelmatig of dat niet gevaarlijk was, met kinderen op die wegen in het buitenland. Maar algauw gingen allerlei vrienden ook zoiets doen.”
Fietsen kreeg tijdens de pandemie nog een extra boost: het was dé manier om veilig op pad te gaan, zeker in eigen land. Dat gold bijvoorbeeld voor Mieke Buijs. “Eerst ging ik weekendjes weg, later ook vier dagen met een tentje achterop. Dat smaakte naar meer.”
Solo, maar niet alleen
Haar man zag een grote fietstocht niet zitten, dus boekte Mieke een achttiendaagse georganiseerde groepsreis van Nijmegen naar Praag. “Dat vond ik fijner dan helemaal solo. Maar overdag fietste ik wel alleen. Heerlijk vond ik dat. Ik was net gestopt met werken bij het openbaar ministerie, een baan van veel ontmoetingen, veel luisteren en adviseren. Nu fietste ik daar letterlijk van weg en kon ik in alle rust over alles nadenken.”
Met een groep mee beviel goed. Over haar bagage, inkopen doen of lekke banden onderweg hoefde ze zich geen zorgen te maken, dat regelde de organisatie allemaal. “Na een hele dag in m’n eentje was het gezellig om ’s avonds samen te eten. Tot niet al te laat, want je bent gewoon moe – rond kwart voor tien kroop iedereen z’n tent in.”
Ze kwam langs rivieren als de Lippe en de Alme, door Beieren, Saxen en de Bohemen, langs kuuroordstadjes en dorpen met vakwerkhuizen. “We reden ook een stuk langs de oude grens tussen Oost- en West-Duitsland. Het is prachtig om het landschap zo te zien veranderen.”
Lekker duurzaam
Dat alleen Nederland fietsvriendelijk is, is overigens een achterhaald beeld. In Europa investeren meer overheden flink in autoluwe binnensteden en netwerken van fietspaden, zoals in Oslo, Parijs en Milaan. Milieu- en klimaatmaatregelen spelen daarin hun rol. Ook reizigers denken meer na over duurzaamheid: een recent onderzoek van Booking.com wijst uit dat bijna zestig procent belang hecht aan een gunstig effect van hun reis op de lokale gemeenschap.
Mieke Buijs: “Duurzaamheid stond voor mij niet voorop. Maar ik zou nooit een tocht kiezen waarvoor ik naar het startpunt zou moeten vliegen.” Wat wel bij allen voorop staat, is het gevoel van vrijheid. Willemijn Verleisdonk: “Fietsen doe je op eigen kracht. Het is zo mooi dat je met alleen een fiets de hele wereld over kunt.”