Wat Jantine leerde tijdens deze bijzondere pelgrimstocht in Japan

illustratie van een dame met een rugzak voor een huis in Japan naast een Japanse kersenbloesem

Waarom zijn pelgrimstochten de laatste tijd zo geliefd? 
Journalist Jantine Jongebloed begrijpt het wel. Ze liep wel vaker lange wandelingen en maakte nu een pelgrimstocht in Japan. In haar pelgrimsdagboek schrijft ze over wat deze routes zo bijzonder maken.

Tekst Jantine Jongebloed  Illustratie Xuan Loc Xuan
Gepubliceerd op 30 december 2024


Een avontuurlijke pelgrimstocht in Japan

De schaduwen zijn lang in het land van de rijzende zon, waar de kersenbomen langs de weg in bloei staan en de geur van sesamolie en vis in de lucht hangt. Na twee weken Japan ben ik gewend aan het ritme, de mensen en de begroetingen. Nu pak ik mijn rugzak voor de eerste drie dagen van twee verschillende pelgrimsroutes die ik hier in Japan ga wandelen.

Mijn laatste echte pelgrimstocht was van de Franse Pyreneeën naar Santiago de Compostela in Spanje, meer dan tien jaar geleden. Vijf weken lang volgde ik de voetsporen van de heilige apostel Jacobus. Hoewel ik niet gelovig ben, gaf het idee dat duizenden anderen mij voorgingen deze tocht iets bijzonders. Het voelde anders dan de gemiddelde tweedaagse wandeling in Nederland. Die zijn heerlijk, maar missen de magie die ik tijdens mijn pelgrimage in Spanje ervoer. Ik herinner me de medepelgrims, de toevalligheden en de saamhorigheid in de herbergen. Om dat magische gevoel opnieuw te ervaren, ga ik met mijn man tijdens onze rondreis door Japan delen van een pelgrimstocht wandelen. Hoe zou het zijn om op eeuwenoude paden in dit mythische land te lopen?

Pelgrimstocht 1: De Kumano Kodo

Dag 1: Door een dichtbegroeid oerbos

In mijn tas heb ik wandelsokken, drie schone onderbroeken, zonnebrandcrème, een grote fles water, een banaan en wat nootjes voor noodgevallen. Ook mijn wandelgids van de eerste pelgrimstocht in Japan en een notitieboekje voor de stempels die ik hier ga verzamelen. Mijn man en ik drinken een laatste koffie en lezen in de gids over de Kumano Kodo, de boeddhistische pelgrimsroute.

Vroeger pelgrimeerden keizers van de oude hoofdstad Kyoto naar deze regio, het spirituele hart van Japan. De route blijkt een zusterroute van de bedevaart naar Santiago, zo lees ik. Beide routes zijn rond het jaar 900 ontstaan en staan op de Werelderfgoedlijst. In de verte zie ik de bergen voor me; vandaag wandelen we de eerste vijftien kilometer. Een afstand die je in Nederland in ongeveer drie uur kunt afleggen, maar hier moet ik rekening houden met meer dan duizend hoogtemeters. De wandeldag zal ongeveer zeven uur duren.

Het eerste deel van de route gaat meteen steil omhoog. Ik loop het donkere woud in, langs achthonderd jaar oude cederbomen, en gebruik hun wortels als traptreden. Soms houd ik even stil om op adem te komen en de omgeving in me op te nemen. Hoger bij de top, als het zonlicht weer door het bladerdek schijnt, kijk ik uit over het glooiende berglandschap en het magische oerbos. Ik stel me voor dat dit landschap nauwelijks veranderd is sinds de keizers hier wandelden.

Dag 2: Een mascotte van origamipapier

Na een korte nacht dringt het zonlicht vroeg door de gordijnloze ramen naar binnen. De eigenares van de herberg waar we overnachten, serveert warme soep en omelet als ontbijt. Ze heeft onze wandelschoenen al klaargezet en zwaait ons liefdevol uit. We wandelen over de bergkam naar het volgende dorp. Langs het pad zijn moestuinen gemaakt met rode bieten, witte kool en honderden lente-uitjes. Tussen de groentebedden hangt kleurrijke was te drogen. In de berm zie ik bordjes die ons waarschuwen voor beren en slangen.

Ik probeer mezelf gerust te stellen met de woorden van de herbergier: er is drie jaar geleden voor het laatst een beer gezien. In het dennenbos, vol varens en grote keien, voel ik me een personage in een roman van Haruki Murakami. Ik ben op geheime missie om de keizer een brief te bezorgen en moet doorstappen.

Na een flinke tocht van vier uur gunnen we onszelf een pauze in een klein houten hutje, waar mevrouw An woont. Ze brengt ons een kopje thee en laat vol trots haar fotoboek zien met de bomen rond haar huis in verschillende herfstkleuren. Ze geeft ons een doosje met piepkleine gevouwen kimono’s van origamipapier. We mogen er eentje uitzoeken als mascotte voor de rest van onze tocht. De bewoners langs de pelgrimsroute zijn zo ondersteunend, alsof ze je eigen familie zijn.

Twee illustraties in Japan. Links een toerist die voor een Japans huisje staat en een foto maakt. Rechts een Japans meisje dat een boek leest en een kop koffie drinkt

Dag 3: Spring maar achterin

We logeren bij een local die zijn huis openstelt voor pelgrims. Vaak zijn diner, ontbijt en een lunchpakketje inbegrepen. Gisteravond genoten we van huisgemaakte sobanoedels en wisselden we verhalen uit met mede-pelgrims uit Slovenië, Frankrijk en China. We spraken over de steile klimmen, de boeddhistische kloosters en onze redenen om hier te zijn. Ik loop niet alleen samen met de keizers die me voorgingen, maar ook met deze tijdelijke vrienden, vreemden voorheen, met wie ik nu een ervaring deel.

Met een verwaarloosbare kater van één sake te veel begin ik de laatste etappe van deze tocht. De route is relatief vlak en voert langs rijstvelden en oude dorpen. Na zo’n vijftien kilometer stuiten we op een hekwerk met een bordje: een deel van de route is afgesloten, en we moeten de laatste kilometers met de bus afleggen. Bij de bushalte blijkt die maar drie keer per dag te rijden. De volgende komt over tweeënhalf uur. De zon schijnt, we hebben geen haast, maar ik herinner me een oud trucje voor avontuurlijke reizigers: ik steek mijn duim op en binnen tien minuten hebben we een lift van een Japans stel dat net een tempel heeft bezocht. Spring maar achterin, zeggen ze. Er is een universele wet die zegt: een pelgrim ontvangt wat hij nodig heeft. Er is altijd genoeg, er is tijd, hulp en een oplossing.

Pelgrimstocht 2: De 88 tempelroute

Dag 1: Een ander Japan ervaren

Inmiddels zijn we twee weken verder en beginnen we aan het tweede deel van onze opgeknipte pelgrimstocht in Japan: drie wandeldagen van de bekende 88 tempelroute op het eiland Shikoku. Als je de hele route van twaalfhonderd kilometer wandelt, ben je zo’n twee maanden zoet. Ik begin bij tempel 19 en loop de komende dagen tot aan tempel 23. Het routeboekje vermeldt redenen om deze pelgrimstocht te lopen. Mensen wandelen om iemand te herdenken, als onderdeel van een rouwproces. Maar ook herstel van een burn-out is een veelvoorkomende reden, en het ‘weglopen van verantwoordelijkheden’ – hoewel me dat voorkomt als een oordeel van de Japanse schrijver van dit boekje, die opgroeide in een cultuur waarin verantwoordelijkheidsgevoel en plichtsbesef aan de orde van de dag zijn.

Toen ik op mijn 26e in vijf weken naar Santiago liep, was dat na een impulsief besluit dat ik een paar weken voor vertrek nam. Vlak daarvoor hield mijn baan op te bestaan, ging mijn relatie uit en werd ik mijn huis uitgezet. Het leek me het ideale moment om mijn leven eens te overdenken en me te bezinnen op hoe verder. Het bleek een fantastische zet. De lange wandel­dagen, niks anders hoeven dan de ene voet voor de andere zetten, de cadans waar je vanzelf in belandt – het bracht een klaarheid in mijn hoofd en een hervonden zelfvertrouwen, waar ik zo veel jaar later nog steeds op kan teren. Nu is mijn pelgrimsmotief eenvoudiger van aard: een ander Japan ervaren dan via de gebaande paden, buiten zijn en de saamhorigheid van zo’n gedeelde wandelervaring weer opnieuw voelen.

Dag 2: Met de zegen van de goden

Het is 7.15 uur en de zon is al minstens een uur op. In onze herberg met twee kamers, gerund door een 78-jarige mandarijnenboerin, logeert ook een stel uit Indonesië, beiden uitgedost in een klassieke pelgrimsoutfit inclusief grote strooien punthoed. Ze zijn al lang en breed vertrokken als wij de ontbijtzaal betreden. Als ik uit het raam kijk, zakt de moed me in de schoenen. Er staan vandaag twintig kilometer en twaalfhonderd meter hoogteverschil op het programma en buiten stortregent het. De lucht ziet zwart en mijn weerapp voorspelt dat het nog tot in de middag blijft hozen. Hoe raken we ooit verantwoord aan de andere kant van deze modderige bergpas?

Mijn eerste neiging om mijn schoenen aan te trekken en niet te zeuren. Maar ik blader nog eens door het wandelboekje en lees dan ‘feel free to use public transport’ in mijn pelgrimsbijbel. Pfieuw! Ik mag een stukje smokkelen, hulp inschakelen, mezelf iets gunnen, een verstandige keuze maken als het weer het pad gevaarlijk maakt. De goden hebben me hun zegen gegeven. Of misschien zit het zo: ik geef mezelf mijn zegen, omdat ik minder te bewijzen heb dan tien jaar geleden. Misschien ben ik milder geworden.

We nemen de bus, slaan tien wandelkilometers over en als we de lucht weer zien opklaren, wandelen we de laatste uren naar onze overnachtingsplek. We drinken thee met citroenmelisse en eten wat de pot schaft: witte rijst met bamboescheuten en gefrituurde tofu, ingelegde radijs, wortel en koolrabi, en een ijsje toe, dat vrolijk door de herbergier als een konijn uit een hoge hoed wordt getoverd. In bed lees ik wat in Japan, de verhalenbundel van Cees Nooteboom, waarin ook hij een pelgrimstocht aan het wandelen is. Hij is al even in de war over de boeddhistische rituelen bij de tempels als ik.

Dag 3: Drie stempels in mijn boekje

In het rijstveld staat een witte reiger toe te kijken hoe een boer zijn akkers omploegt, terwijl verderop een havik een snoekduik neemt om een sandwich uit de hand van een Japanse toerist te pikken. Deze ochtend loopt de route langs een drukke tachtigkilometerweg. Dat is het nadeel van zo’n oude pelgrimstocht: om trouw te blijven aan de originele route wandel je soms ook stukken over inmiddels geplaveide wegen, die maar weinig pittoresk zijn. Gelukkig gaat de route halverwege over in een bergpad dat naar de laatste tempel leidt. De zwaluwen vliegen laag en vlak langs mijn hoofd. De bergen buitelen rakelings over elkaar heen, als op zo’n 3D-kaart die mijn oma vroeger maakte, met piepschuimen lagen ertussen. In de tempel ruikt het naar cederhout en wierook, overal staan beeldjes en een monnik zet een kalligrafie en drie stempels in mijn boekje, als bewijs dat ik deze wandeldag heb volbracht.

Ik eindig mijn voettocht in het kustdorp vlak na tempel 23, laat mijn vermoeide benen en volle hart in een warme heet­waterbron zakken en fantaseer over mijn Santiago de Compostela-jubileum en wanneer ik dat zal gaan vieren. Ik verlang ernaar die vijf weken gewoon nóg een keer te wandelen. Cadans in de benen, klaarheid in de kop.

Meer lezen & kijken

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN