Beelden vastleggen met een ouderwetse camera. Het brengt rust en levert foto’s op die ‘echt’ voelen. Flow’s hoffotograaf Danique van Kesteren geeft tips.
1. De voorbereiding
“Bedenk eerst wat je zou willen fotograferen. Maak je graag foto’s van de natuur, van gebouwen of vooral portretten? Waar wil je je op toeleggen? Zelf begon ik met foto’s van mijn reizen en de mensen om me heen, maar na een tijd ging ik minder statisch werken. Nu zit ik in een fase waarin ik wat artistieker werk en meer symboliek probeer te krijgen in een beeld.
Voordat je begint, is het heel leerzaam om te bekijken wat andere fotografen doen. Zo werk ik zelf ook. Welke foto’s vind ik mooi? Welke camera en rolletjes hebben de makers gebruikt? Hoe is een bepaald effect ontstaan? Hoe framen ze een beeld: is het netjes gekaderd of juist losjes, een beetje scheef? Voor welk zonlicht is gekozen? Hard of fel zonlicht maakt alles superscherp, tegenlicht doet juist romantisch aan – alsof het om een herinnering of een droom gaat. Het is ook zinvol om zo naar films te kijken: hoe zitten die beelden in elkaar, wat is de kadrering, wat spreekt jou aan?
Je kunt bijvoorbeeld op Instagram een mapje maken met je lievelingsfotografie, zodat je rustig kunt analyseren wat de overeenkomsten tussen die beelden zijn en waarom je ze mooi vindt. Dat zijn allemaal manieren om te onderzoeken wat jouw smaak en stijl is. Vervolgens kun je kijken welke camera daarbij past.”
2. De camera
“Zelf begon ik met een 35 mm spiegelreflexcamera, die had mijn vader nog op zolder liggen. Er zijn best veel tweedehands camera’s op de markt, maar check altijd even of ze gereviseerd zijn. Als je er een in de kringloopwinkel voor tien euro koopt, is het afwachten of ie het ook echt doet, schiet dan eerst even een testrolletje. Niet iedereen weet dat er een batterij in een spiegelreflex zit, dus het kan ook zijn dat die gewoon leeg is. Een dure camera is echt niet meteen nodig, het is vooral een kwestie van eerst je oog trainen en gaan experimenteren. Ik schiet nog steeds met mijn eerste camera: het levert een mooi, dromerig beeld op.
Het is wel handig om je te verdiepen in sluitertijd en diafragma. Wil je dat niet, dan kun je ook kiezen voor een point & shoot-camera. Die schiet zodra je het knopje raakt, zoals bij een wegwerpcamera. Er zit een flits op en je kunt ’m voor dagelijks gebruik mee in je tas nemen, anders dan een spiegelreflex die nogal zwaar is. Het is fijn om altijd een camera bij je te hebben voor als je spontaan een leuk moment treft of een mooie zonsondergang.”
3. Diafragma & sluitertijd
“Het diafragma bepaal je door de ring op je lens te draaien. Hoe hoger het diafragma-getal, hoe meer scherpte je krijgt in het beeld. Hou je van dromerig, ga dan voor f/2.8, maar kies bij een groepsportret bijvoorbeeld f/16. Mijn advies is om eerst met je diafragma te spelen en je sluitertijd op automatisch te zetten. Als je meer ervaren bent, kun je variëren met je sluitertijd om bijvoorbeeld beweging in een foto te brengen. Wil je graag natuurfoto’s maken met een lange sluitertijd, van de lucht of in de nacht, dan is een statief handig. Zelf werk ik daar niet vaak mee: het geeft een foto ook iets statisch.”
4. Het rolletje
“Maak voordat je begint wat foto’s met je telefoon. Zo kun je bijvoorbeeld kijken hoe je iets wilt uitkaderen. Ieder analoog shot kost toch geld en je hebt maar 24 of 36 kansen, afhankelijk van het rolletje. Houd er wel rekening mee dat beelden bij analoog schieten in principe donkerder worden, al kun je het licht natuurlijk instellen. Bij het kopen van een rolletje zijn een paar dingen belangrijk: ga je binnen of buiten fotograferen, en hoeveel licht is daar? In de winter of binnen heb je een hogere ISO nodig, bijvoorbeeld 400 of 800. Kleur gaat maar tot 800, zwart-wit tot wel 3200.
Er is verschil tussen amateurrolletjes en professionele, met name in de kleurkwaliteit, maar het is prima om eenvoudig te beginnen. Rolletjes Kodak Gold 200 of 400 zijn heel betaalbaar, zeg drie voor ongeveer veertig euro. Kodak Portra is voor professioneler gebruik en dus duurder. Stel wel altijd je ISO gelijk met die van je rolletje, anders raakt alles onder- of overbelicht. Er zijn ook Lomography-camera’s en Lomo-rolletjes die een speels effect geven, met maffe kleuren, heel leuk om mee te experimenteren.
Check ook de houdbaarheid van rolletjes, ze kunnen over de datum zijn. Al kan het ook een creatieve keuze zijn om te kijken wat eruit voortkomt. Het beste kun je rolletjes koel en donker bewaren, zelf stop ik ze in de groentela van de koelkast. Voordat ik ga fotograferen, breng ik ze op kamertemperatuur.”
5. Je timing
“Probeer te zoeken naar het moment waarop iemand stopt met poseren, dat is vaak tussen shots in. Dan krijg je een natuurlijker portret. Ik vraag ook niet om in de camera te kijken, want het beeld voelt zo veel echter als diegene met iets bezig is. Bij analoog schieten ben je soms best even aan het scherpstellen en dat maakt het lastiger om een spontaan moment vast te leggen. Maar als je zorgt dat de persoon in kwestie ontspannen in z’n eigen wereld is en niet doet alsof, krijg je alsnog een beeld waarvan je niet merkt dat er een fotograaf was.
Is iemand wel gespannen, vraag hem of haar dan om even de ogen te sluiten en door de neus in en de mond uit te ademen. Zo belandt diegene in zijn persoonlijke zone, je ziet meteen dat een mond bijvoorbeeld minder gespannen is. Het helpt ook als je als fotograaf relaxed bent. Ik laat het vaak een beetje gebeuren, praat wat en o, ik maak een foto.”
6. Voor de lens
“Ik houd weleens iets voor de lens. Een takje, een bloem, een deel van mijn vinger. Of ik houd een spiegeltje heel dichtbij, dan krijg je lichtvlekjes in het beeld en meer diepte. Wat ik ook mooi vind, is een gelaagd beeld met doorkijkjes. Dat je net een deurpost ziet bijvoorbeeld als je je partner of kind op de foto zet. Zet je iets onscherp in de voorgrond, dan krijgt een beeld vanzelf meer diepte.”
7. Jezelf ontwikkelen
“Door veel te oefenen begrijp je je camera steeds beter. Ik heb gemerkt dat het handig kan zijn om je instellingen per beeld te noteren. Zo kun je later zien wat je precies hebt gedaan – en dus ook wat er fout of juist goed is gegaan. Of leg iets vast met drie verschillende instellingen zodat je de effecten later kunt vergelijken. Dan wordt een instelling minder abstract en weet je op een gegeven moment precies wat je aan het doen bent.”
8. Je foto’s ontwikkelen
“Ontwikkelen is een kunst, dus of je dat zelf wilt doen hangt af van hoe diep je in het ambacht wilt duiken. Het kost ook veel tijd om op hoge resolutie te scannen. Zelf stuur ik mijn werk daarom op naar een fotolab. Je kunt je rolletjes naar een fotograaf in de buurt brengen of ze op de post doen, en erbij noteren op welke resolutie je je foto’s gescand wilt hebben en of de negatieven retour moeten. Vervolgens krijg je alles digitaal opgestuurd.
Op zich kun je van je badkamer al een donkere kamer maken, en de benodigde chemicaliën zijn ook nog wel verkrijgbaar. Het resultaat is dan een print en negatieven. Alleen is dat proces niet zo duurzaam en het is ook niet gezond om die stoffen in te ademen. De kwaliteit van beelden die in een lab zijn gescand in gigantische scanners, zul je niet snel evenaren.”
9. Waarom analoog?
“Het voordeel van een analoge camera is dat je altijd dezelfde kwaliteit behoudt. Bovendien kun je investeren in een extra goede lens. Een digitale camera veroudert snel en moet je dus veel eerder vervangen. Het nadeel van analoog is natuurlijk dat je niet direct het resultaat kunt checken en pas weet wat je hebt als het rolletje is ontwikkeld. Dat kan een mooie verrassing opleveren, maar je kunt er ook achter komen dat alles onderbelicht is.
Wat dat betreft is een polaraidcamera ook een goed idee. Zelf ben ik er dol op, ik heb er wel vijf, met allemaal een ander effect. Het merk Polaroid brengt momenteel allerlei nieuwe modellen uit, van een instapvariant tot eentje voor professioneel gebruik. Het voordeel is dat er tegenwoordig oplaadbare batterijen in zitten. Het is een leuke manier van fotograferen met een direct resultaat. Het blijft magisch als je de beelden ziet verschijnen.
Analoog fotograferen brengt me ook veel. Het voelt heel mindful, er gaat een zekere rust vanuit. Ik ervaar het echt als een ambacht. Je denkt na over elk shot en het resultaat voelt op de een of andere manier tastbaarder. Verder vind ik de romantiek fijn die eraan kleeft. Ik word altijd weer geïnspireerd door fotografie, film en muziek uit de jaren zestig en zeventig. Er zijn zo veel fotografen uit die tijd die ik bewonder, ik werk graag met dezelfde materialen als zij toen.”
Meer lezen
- Waarom analoge fotografie zo fijn is (met beginnerstips).
- Tips voor natuurfotografie met je telefoon.
- 3 boeken over fotografie en het maken van foto’s.
Tekst Maaike Beekers Fotografie Milada Vigerova/Unsplash
Gepubliceerd op 6 mei 2024