Tot hier en (niet) verder: journalist Mirjam over het aangeven van grenzen

burn-out

En wéér holde journalist Mirjam Rosema-Verhulst zichzelf voorbij. Na haar burn-out een paar jaar eerder wist ze toch zo goed wat ze (niet meer) wilde? Over grenzen en hoe die te bewaken.

Terwijl de andere moeders om me heen discussiëren in welk restaurant we met de hele schare kinderen zullen gaan eten, tolt mijn hoofd. Mijn buik maakt radslagen en ik wriemel onrustig met mijn klamme handen aan de mouwen van mijn regenjas. Ik moet niet aan eten denken, ben ontzettend misselijk. De geluiden, de rondrennende kinderen, alles komt vier keer zo hard bij me binnen. “Wat wil jij, Mir?” Naar huis, smeken mijn gedachtes, maar ik stamel dat de kinderen wel van pizza houden. Ik kijk naar mijn meiden die met wat anderen in een klimrek zijn geklommen. Het is de eerste avond van een (pre-corona) vakantie. Ze hebben het naar hun zin, hebben hier weken naar uitgekeken.

Grenzen aangeven

Dit weekend met een paar moeders van school en al onze kinderen staat al tijden in de agenda. Het leek zo’n heerlijke aftrap van de vakantie. Maar bij het boeken wist ik nog niet dat ik sinds twee weken mijn eerste écht serieuze terugval zou hebben na mijn burn-out drie jaar hiervoor. En nu kan ik niet meer. Eerlijk gezegd geeft mijn lijf vandaag, boven op de afgelopen weken, al continu signalen dat ik moet stoppen. Maar waarom heb ik dat niet eerder gedaan? En waarom vind ik het toch zo moeilijk om mijn grenzen aan te geven?

Onderbuikgevoel

Dat ik niet de enige ben die dat lastig vindt, blijkt wel uit alle berichten dat nog nooit zo veel mensen burn-outklachten hebben als nu: vrouwen als ik die jongleren, maar bijvoorbeeld ook studenten die al zijn opgebrand nog voordat ze echt kunnen vlammen. Zelf ben ik járen over mijn grenzen gegaan, puur uit enthousiasme en vanuit de gedachte dat ik alles aankon, met als gevolg een onvermijdelijke burn-out in 2016. In de jaren die volgden, leerde ik met vallen en opstaan naar mijn lichaam te luisteren. Maar hoewel ik dingen nu wel beter aanvoel, blíjf ik grenzen aangeven lastig vinden. Bovendien zegt mijn hoofd nog steeds vaak andere dingen dan mijn lijf.

Connectie met je lichaam

Ik vraag psycholoog Charly du Bois – ze hielp me een paar jaar eerder mijn gedachtes op een rij te zetten –hoe dat nou kan. “Dat komt omdat we dat hebben geleerd. Als kind zijn we loyaal naar onze ouders. Zij zijn verantwoordelijk voor onze overleving en bij hen ontdekken we welk gedrag wordt beloond met liefde, aandacht en eten – en welk gedrag niet. Als kind weten we heel goed wat we willen en zijn we goed in onze emoties voelen en uiten. En door ze te uiten, zijn ze ook snel weer weg. Maar door opmerkingen als ‘stel je niet aan’, ‘doe niet zo boos’ en ‘niet huilen’ leren we dat af. Hoe vaak hoor je niet dat je gewoon even moet doorzetten? Dat staat ook haaks op goed naar je lichaam luisteren. Hierdoor leren we dat niet al onze emoties wenselijk zijn en beginnen we die weg te stoppen of te onderdrukken. We stoppen onbewust even met ademen zodat we op dat moment minder voelen, of we slikken onze schreeuw in. En zo raken we langzamerhand de connectie met ons lichaam kwijt.”

Hoofd en lichaam

Oké, het is dus al heel wat dat ik het voel tegenwoordig, maar blijkbaar vind ik ook dat het er niet mag zijn? “Ja, onze intuïtie weet heel goed wat bij ons past, los van wat anderen voorschrijven. Maar onze maatschappij ziet niet het zogenoemde onderbuikgevoel als wijze raadgever, maar het hoofd. Het hoofd dat oneindig kan blijven rationaliseren, terwijl het lichaam vaak allang weet wat je zou moeten doen.” Dat klinkt bekend.

Zo deed ik de periode vóór die bewuste vakantie werk op een plek waar ik graag wilde zijn, maar het werk an sich bleek niet bij mij te passen. Dat voelde ik al vrij snel, maar ik durfde het niet aan mezelf toe te geven, laat staan aan anderen. Je wilt hier toch zo graag werken? Je wilt die vaste functie toch? Je wilt toch bij deze intelligente en gevoelige groep mensen horen? Die gedachtes overschreeuwden mijn lichaam, dat vervolgens ging haperen en klachten gaf die ik sinds mijn burn-out nooit meer hoopte te krijgen.

Over grenzen heen

“In het Westen leven we het grootste deel van de dag in ons hoofd,” aldus Du Bois. “Ons lijf kan schreeuwen wat het wil: dat we te moe zijn, dat iets niet bij ons past of dat we het vervelend vinden, maar we horen het vaak niet meer. De gedachtes, die vaak zijn gebaseerd op verwachtingen, vinden we belangrijker dan onze emoties en wat er in ons lichaam gebeurt. Totdat ons lichaam een schorre stem krijgt van het schreeuwen en uitvalsverschijnselen begint te vertonen, maar dan zijn we al veel te lang over grenzen heen gegaan.”

Non-stop aan

Maar, wat ís een grens nou eigenlijk? Ik ga online op zoek naar wat filosofen daarover te zeggen hebben en stuit op een artikel van de Belgische psycholoog Trees Depoorter: ‘Botsen, loskomen, herhalen – Over grenzen en denken’. Het gaat over grenzen in het filosofisch denken, maar zij weet de definitie van ‘grens’ wel heel mooi te omschrijven: ‘Als men let op de betekenis van grenzen in de ervaring en in het denken, kan men twee verschillende persistenties ontwaren. De eerste slaat op het telkens opnieuw merken van grenzen (in de ervaring). Wat men merkt, is in de eerste plaats nog niet een grens, maar het botsen. Pas in de continuïteit van het botsen ontstaat er zoiets als het herkennen van een grens, met name als het punt waarop men heeft gemerkt dat men niet verder kan of mag. Meer of minder nadrukkelijk, krijgt zijn ervaringswereld vorm in functie van de interne en externe grenzen die men ontwijkt of tegenkomt, en verlegt of bevestigt.’

Uitgeput zijn

Dit maakt heel visueel hoe je vecht met een (wordende) grens. Waarom gaan we eigenlijk continu over onze grenzen heen? Hoe vaak ik wel niet denk: alleen nog even dit, alléén nog even dat, terwijl ik al voel dat ik te ver ga. “Bijna íedereen met een burn-out die ik in mijn therapiesessies spreek, geeft precies dat aan,” zegt Charly du Bois. “De gedachtes dat hard werken en moe zijn goed is, en dat je ontspanning moet verdienen, zitten diep geworteld in onze maatschappij. Maar als je vroeger de hele dag had gewerkt, was dat het ook voor die dag.

Tegenwoordig gaat alles non-stop door, zijn er mogelijkheden te over, zie je alleen perfecte plaatjes van iedereen en willen we over alles controle hebben.” In mijn geval, daar op de camping, weet ik heus wel wat me heeft tegengehouden aan te geven dat ik beter niet mee kon gaan: behalve dat ik er echt zin in had en dacht: daarna is het vakantie en kan ik uitrusten, wilde ik ook mijn kinderen niet teleurstellen, me groothouden tegenover de andere moeders – want iedereen is gesloopt als de zomervakantie nadert – en vond ik dat ik het hoofdstuk ‘Uitgeput zijn’ wel had afgesloten.

Zorgen voor elkaar

Altijd het gevoel hebben dat je continu blij, rustig, knap en gul moet zijn en altijd voor anderen moet klaarstaan, noemt de Amerikaanse tweeling Emily (seksuoloog) en Amelia (dirigent en muziekdocent) Nagoski uit Massachusetts het ‘human giver syndrome’. Na de burn-out van Amelia schreven ze samen het boek Burnout, over waarom het zo moeilijk is om grenzen te bewaken in deze maatschappij. En daarbij richten ze zich vooral op vrouwen en de invloed van het patriarchaat. Want, zo zeggen ze, zelfs als een vrouw fulltime werkt, runt ze in veel gevallen ook nog het huishouden en veelal alles rond de kinderen. Puur omdat iedereen dat normaal vindt.

Zelf heb ik de mazzel een zeer betrokken man te hebben op deze vlakken, maar vanuit sportclubjes, school en in vers aangemaakte groepsapps voor kinderpartijtjes, ben ík – moeder – inderdaad altijd degene die benaderd wordt. ‘The solution to burnout is not selfcare – it’s all of us caring about each other,’ schrijft de tweeling. En ja, daar zit zeker een groot deel van het probleem. Het zou fijn zijn als we massaal zouden stoppen met altijd maar het perfecte plaatje laten zien, het zou fijn zijn als we ook toegeven dat het soms níet goed gaat, dat we het allemaal soms gewoon heel zwaar vinden. In deze andere tijd lijkt ons dat beter te lukken. We verschijnen mét onze zorgen, in ons huispak en zonder make-up voor de camera tijdens het videobellen.

Naar huis gaan

Misschien is dit een gewenste omslag, of wordt het in de toekomst toch weer lastig(er). Of het nou met je baan te maken heeft of met je relatie, het huishouden, ‘het leven’ of een weekendje kamperen. Ik had in elk geval eerder moeten aangeven dat ik beter thuis kon blijven. Nu waren we al op de camping, de tent stond en er was gewoon geen weg meer terug. Toch fluisterde ik tegen een van de moeders: “Hé, ik voel me eigenlijk écht niet lekker. Ik ben gesloopt. Ik denk dat het beter is als ik naar huis ga.”

Ja. Echt. Dat zei ik. En dat deed ik. Ik heb de kinderen uitgelegd dat ik ziek was, we zijn naar huis gereden en hebben in ons eigen bed geslapen. Nou ja, geslapen. Ik had een vreselijke nacht. Ik was duidelijk ver over mijn grenzen gegaan, maar was blij dat ik in m’n eigen bed lag. De volgende middag zijn we naar de camping gereden om te spelen, en terwijl ik op een klapstoeltje in de zon zat, bedacht ik dat ik het nu écht nooit meer zo ver zou laten komen.

Meer lezen

Tekst Mirjam Rosema-Verhulst  Fotografie Annie Spratt/Unsplash.com

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN