Toen een eetstoornis, uitgestelde rouw en een depressie zich opstapelden, zocht Tatjana Almuli hulp. Met tegenover iemand zitten en praten kwam ze niet tot de kern. Totdat ze de juiste therapie vond.
Interview Clementine van Wijngaarden Fotografie Danique van Kesteren
Gepubliceerd op 11 november 2024
Tatjana Almuli (1991) is een schrijver, journalist en fotograaf. Door haar onrustige jeugd ontweek ze het rouwen om haar moeder. Ze was veel in haar hoofd bezig en stond amper in contact met haar lichaam. Hoe vond ze de juiste therapie?
De zoektocht naar therapie
“Al vrij snel na de dood van mijn moeder werd ik naar een psycholoog gestuurd, omdat mensen om me heen vonden dat ik zo afgevlakt was. Die therapie, die op zich steunend was, deed nog niet veel. Ik durfde bijvoorbeeld niet te erkennen dat ik een eetstoornis had. Ook toen ik er rond mijn twintigste zo veel last van had, steeds dikker werd en naar de eetstoorniskliniek ging, was ik nog niet klaar om het aan te pakken. Ik kon nog steeds niet door dingen heen breken en gaan voelen.
Het duurde nog een paar jaar, er kwam een depressie bovenop, voordat ik er echt mee aan de slag ging. Ik kwam terecht bij een antroposofische kliniek in Haarlem. De behandeling gaf rust en regelmaat in mijn leven.
Verhalen van vroeger verbuigen
In therapie was ik er altijd goed in om maar niet naar dingen van vroeger te gaan. Ik ben erg verbaal ingesteld en vanaf jonge leeftijd kon ik goed analyseren. Daardoor had ik wel zelfinzicht, maar het maakte me ook bedreven in het construeren van een verhaal. Dat was nooit het echte verhaal of het hele verhaal. Ik ging niet tot de kern en het ging niet over waar het over moest gaan.
Tijdens die behandeling en in die gemeenschap met anderen om heen, begon ik meer te voelen. Bij een van de lichaamsgerichte therapieën werd je na een massage in warme doeken gewikkeld. Het was voor het eerst dat ik echt in mijn lichaam zakte, een bijzonder gevoel. Heel voorzichtig werd ik steeds wat minder bang om te voelen. Het was een begin, een zaadje.
Lief zijn voor je lijf
Toen ik uit de behandeling kwam, was ik er nog niet. In die tijd deed ik mee aan het tv-programma Obese. Ik viel in korte tijd veel af, totdat het opeens stagneerde. Niemand begreep waarom. Bij een medisch onderzoek is toen ontdekt dat mijn honger- en verzadigingsgevoel door een genetisch defect verstoord is en dat ik een trage stofwisseling heb. Dat was een belangrijk moment, want ik dacht altijd dat het aan mezelf lag dat ik dik was. Dat het kwam door de eetstoornis en eetbuien, die dus ook biologisch gestuurd werden door het genetisch defect.
Naast opluchting voelde ik ook frustratie, omdat het betekende dat het de rest van mijn leven zo zou blijven. En ik voelde boosheid, omdat ik tijdens het programma veel was afgevallen en had gezien hoe ik anders, veel positiever en opener werd behandeld toen ik lichter was. Ik ben weer in therapie gegaan om mijn eetstoornis aan te pakken.
Uitgestelde rouw aanpakken
Tijdens de therapie kreeg ik de diagnose uitgestelde rouw. Een eetstoornis staat nooit op zichzelf en in mijn geval had het te maken met het gezin waar ik uit kwam. Hoe daar met emoties werd omgegaan, welke rol eten en beweging hadden gekregen in mijn leven, wat de echte functie van de eetstoornis was. Ik moest naar al die dingen kijken en toen kwam natuurlijk de dood van mijn moeder voorbij.
Door te schrijven kan ik veel doorgronden: mezelf, de wereld, andere mensen en zaken die ik niet begrijp of waar ik meer over wil weten. In dat proces kan ik die diepere laag wel afpellen. Zo kon ik ook bij mijn moeder komen. Ik ontdekte al snel dat ik eigenlijk helemaal niet wist wie ze was, als mens. En dat ik, nu ik zelf volwassen was, anders naar haar kon kijken. Door haar dagboeken leerde ik beter zien waar ze vandaan kwam, hoe ingewikkeld haar jeugd was.
Ook ben ik naar Martha’s Vineyard gegaan: het Amerikaanse eiland waar ze tien jaar woonde, waar ze mijn vader heeft ontmoet en nog vriendinnen van vroeger woonden. Het was een catharsis. Er kwam veel verdriet los, en ik begon ook te voelen waar ik zelf behoefte aan had. Vooral aan verbinding en troost. Het liefst wilde ik in mijn moeders schoot liggen. Dat kon natuurlijk niet, maar dat voelen was al zo’n overwinning. Het was een eenzaam traject, rauw en overweldigend. Maar het is alles waard geweest.”