Lieke (38, kinderpsycholoog) had als kind last van dwanghandelingen en tics. Zo heeft therapie haar geholpen.
Interview Fen Verstappen Fotografie Alex Ivashenko/Unsplash
Gepubliceerd op 3 augustus 2024
“Het waren niet meteen verontrustende dingen, zo op het oog, als kind. Dat ik wilde dat mijn knuffels elke avond in precies dezelfde volgorde op mijn bed stonden, met precies evenveel afstand tussen de beesten in. Dat ik niet kon slapen als er rimpels in de stof van mijn kussensloop zaten, en dat ik steeds opnieuw weer op mijn kussen moest gaan liggen, nadat ik met twee handen de sloop precies tegelijkertijd strak had getrokken. Dat ik mijn handen waste, elke keer als ik op school iets van een ander kind had aangeraakt. ‘Kijk maar naar Lieke,’ zei de juffrouw in het begin nog weleens tegen de andere kinderen – zij vond het natuurlijk geweldig, zo’n kind dat steeds braaf de handen wast.”
Heel normaal
“Tics en dwanghandelingen bij kinderen zijn normaal. Tijdens mijn studie psychologie leerde ik dat zeker een op de vijf kinderen er last van heeft. Het overgrote deel van hen komt daar gewoon weer vanaf, en met die informatie stelde de huisarts mijn ouders ook gerust in eerste instantie. Maar ik kwam steeds slechter in slaap omdat de omstandigheden waarin ik kon ontspannen steeds ingewikkelder werden en meer tijd kostten. En ik ging mezelf voor steeds gevaarlijkere uitdagingen stellen – een open fitting aanraken, heel hoog van de trap springen – omdat ik ervan overtuigd was dat er anders iets ergs zou gebeuren.
In therapie voor dwanghandelingen
Met hangen en wurgen ging het, in de jaren daarna, maar op mijn dertiende liep ik vast. Ik werd gek en doodmoe van de stemmen in mijn hoofd, die me de hele dag dicteerden wat ik allemaal wel en niet moest doen of zeggen. En ik begon me er, als beginnende puber, ook enorm voor te schamen. Mijn ouders gingen op zoek naar een therapeut en vonden Anna. Bij haar ging ik in therapie voor dwang en tics. Zonder nadruk te leggen op mijn handicap nam Anna de last die ik had van mijn tics heel serieus. Ze luisterde naar mijn angsten, en het feit dát er iets met me aan de hand was, maakte ze heel normaal.
Hersenen zijn heel bijzondere dingen, legde ze uit, en die maken ook dat we allemaal onze unieke kwaliteiten en uitdagingen hebben. Het grootste verschil tussen jou en veel andere mensen, zoiets zei ze, is dat je die uitdagingen bij iemand met tics een stukje beter kunt zien. Het is dus niet gek of dom dat je dingen aanraakt, geluiden maakt, steeds opnieuw weer iets controleert of spullen recht wilt leggen, het is gewoon een manier om vat te krijgen op de angst die we allemaal als mensen kunnen voelen.”
Psychische handicap? Wel nee, we hebben allemaal wat
“Nee, dat ik zelf kinderpsycholoog ben geworden is niet toevallig. Anna is echt belangrijk voor me geweest. Ze heeft me het gevoel gegeven dat een psychische handicap zoals ook ik die heb, wel vervelend is, maar me niet gek maakt – dat we allemaal wel wat hebben. Kijk: ik zal hier altijd wel enigszins last van blijven houden. Meestal heb ik goede weken, maar als ik veel stress heb, komt ook de dwang weer terug. En sowieso moet ik mijn hele leven medicijnen blijven gebruiken. Het is fijn als daar niet óók nog het idee bij komt dat je enorm afwijkt of niet normaal bent.
Zo veel mensen hebben hun issues – en dat wil ik ook overbrengen als ik kinderen behandel. Ik gebruik daarbij mijn eigen leven als voorbeeld. Dan leg ik uit dat ik een vriendin heb die soms een paar dagen heel verdrietig kan zijn, en dat ze tijd nodig heeft om even alleen te zijn en tot zichzelf te komen. En ik vertel dat ik getrouwd ben met een man die letterlijk nooit op tijd op kantoor is, simpelweg omdat zijn hoofd zo’n chaos is, en dat hij daardoor ook altijd zijn sokken door het huis laat slingeren. Iets waar ik, met al mijn dwangmatigheid, dan vrolijk achteraan kan hollen om ze allemaal weer netjes op te ruimen.”